In 'tLésen
Van de loffelijke - verklaring over de geschiedenisse der Sond - vloed, en Onder - gang van d' Eerste - Wereld: (gedaan door den seer Geleerden, en Godsaligen D. Ioannes Becius: (in sijn leven) Bedienaar des H. Euangeliums, in de Gemeente tot Dordrecht:) sprak mijn harte dit volgende:
IN dees' lessen te betrachten,
Spréken (innig) mijn gedachten
't Geen alhier de penne uyt:
So gelijk dit Vaarsje luyd.
HIer toond den yveraar sijn on-gevalschte-yver.
Hier spreekt de Stomme-pen van d' hoog-begaafde Schryver.
Hier leefd hy, levendig die lang gesturven is.
Hier schijnt ons ('t luchtig) licht ook uyt de duysternis.
Hier vloeyen uyt deef Beek sin-rijke soete-woorden.
Hier hoord men Christi-Stem, een Balsem, die het hoorden.
Hier is des Harders-Staf die Christi Kudde hoed
Voor 't grimmend ongediert: en 's Duyvels-list: verwoed.
Hier vloeyd de Soete melk om Kinderen te spijsen:
Hier staat ook harde-kost, dat's wijsheyt voor de wijsen.
Hier waarschoud, en vermaand, hier Predikt, dreygd, en straft,
Hier leerd, troost, en beloofd de witte Duyve-schaft.
Hier is den Gods-dienst recht (de nijd) tot spijt beschreven.
Hier word den mensch geen roem: maar God de Eer gegeven.
Hier leest gy Christen-schaar, den regel van u plicht.
God geef dat Nederland noyt derve sulken Licht.