Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij
[pagina 168]
| |
Tot de Christelijke verbeterde gemeynte der Stadt Amsterdam: over 't an-nemen, en bevestigen, van den Eerwaardigen, en Wel-geleerden
| |
[pagina 169]
| |
Want onsen God (die hem
Deed lieffelijk ontslapen)
Heeft met een sterke-stem,
Tot sijn verkoren-schapen
Een Harder weer verwekt:
Begaafd met grote wijsheyt:
Die tot sijn eere strekt:
Waar in alleen de prijs leyd.
3
Ontlast u van de ramp,
Misgund hem niet sijn rust,
De Heere heeft sijn Lamp
Genadig uyt-geblust:
Maar heeft een luchtig-licht
Ook beden weer ontsteken:
Een Man die (na sijn plicht)
Gods wille sal uyt-spreken:
Dees heeft hy (boven 'terf
Van 't Heyl) hier toe verkoren.
Die (tegen het verderf)
Gelukkig is geboren.
4
Al is den Kandelaar
Van tene licht ontbloot
Den Leydsman heeft (verwaar)
Een ander licht vergroot:
Een licht, een held're-toorts,
Een fakkel voor de ogen:
Die ons van nu an voorts
Sal lichten: na vermogen.
Een klare, Hollebeek:
Wiens koele soete-stromen
De ziele (die besweek)
Tot een verkoeling komen.
| |
[pagina 170]
| |
5
God heeft hem in 't begin
Hier toe ver-ordeneerd:
Na sijn verborgen sin,
Die niet kan zijn geweerd.
Want onveranderlijk
Is onsen God, en goedig,
En in genade rijk,
En waarheyt overvloedig:
Hy is een vaste-rots,
Hy steld hem tot Op-siender
Over de Kudde-Gods:
En tot sijn s Woords Bediender.
6
Ontfangt dan nu de geen
Die u gesonden is:
En hoord sijn wijse-reên:
Vrymoedig en gewis.
Sijn woorden (oversoet
Gelijk als Honig-raten)
Hy (als der Béken-vloed)
Laat vloeyen, boven maten.
Om-helsd dit waarde-pand,
Van Christo u gegeven:
En bied hem uwe hand:
Met een kusse: daar neven.
|
|