Den distelvink(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 167] [p. 167] Vertoning An Joannes Foullon. IN waarheyt klimt de reên op wijsheyts wentel-trappen: Om-heynigd (in een perk) met deugdens eygenschappen, Als werkelijke-kracht, in kloekheyts vuyst-geklem, Niet beter uyten kan, dan dees' vergode-stem: Niet sterker als haar macht, niet soeter als haar woorden: En daar in rust al 't geen oyt tot de konst behoorden. Siet hier ô! waarde-Vriend dit by-spel van de reên: Fris, jeugdig, wel-besnoeyd, getoetst op deugdens-steen. Of schoon 't on-reed'lijk Dier (vervreemd van alle reden:) Uyt redens Honig-bloem kan bit're-pillen kneden. Let maar op 't geen ik seg: de reden is bepaald: Lieftalig is haar taal hem die-se recht bestraald. On-winbaar is haar arm, onslopelijk haar solder. Noyt word sy uyt-gestort, of maakt den storter Volder. Ontfangt dit kleyne Vaars Foullon, en blijft gegroet Van uwen vriend Steendam uyt reyne liefde soet. Jacob Steendam. Noch vaster. Vorige Volgende