Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij
[pagina 55]
| |
Uytgesproken op het Bruydlofs-Feest van Ian Gelendonk, Bruydegom:
| |
[pagina 56]
| |
't Geen (hier neffens) noch het leven
Is van Gode mé gedeeld,
Word die eygen-schap gegeven,
Dat het sijns-gelijken Teeld:
't Geen de reden (boven allen)
Tot een richt-snoer van sijn drift,
Tot een steundsel, voor het vallen
Heeft in sijn gemoed gegrift.
Woond de Teel-sucht om te Telen:
Om te Baren sijns-gelijk:
Woond de Speel-Sucht om te Spelen:
In des Werelds machtig rijk.
Om te Telen sulke beelden
Daar de Teelders sich in sien,
Word gepleegd de aardsche-weelden:
Die om reden mach geschien.
Om de Teling vast te maken,
Om te kennen elks geslacht,
Om an 't eygen erf te raken,
Om een ordentlijke-macht,
Om de kuystheyt t' onder-houwen,
Om de eer, en eerbaarheyt,
Om de hoerdery te schouwen,
Is den Echten-Staat bereyd.
Is hier (van den God der Goden)
t'Saam gevoegd een Man, een Wijf:
Die hy (eeuwig heeft geboden
Een te zijn, in haar bedrijf.
Dit's de grond van alle gronden,
Door den Schepper self geleyd:
Dit kan stoppen alle monden,
Schoon ook wie daar scheld, of vleyd.
| |
[pagina 57]
| |
Dit's de wortel van gesinnen:
De gesinnen, van een Stad,
En haar Burgery daar binnen:
Die het Burger-recht bevat:
Uyt het Burger-recht, en zeden,
Komt het Geestelijke-recht:
Spruyten Christi ware leden:
Die den Duyvel steeds bevecht.
Als hy poogd die Staat te bréken,Ga naar margenoot+
Daar de Wereld gansch op rust:
Door veel snode valsche-tréken,
Die een yder zijn bewust.
Hier en tegen is op heden
Onsen Bruydegom geweest:
't Geen hy (boven vaste Eden)
Toond op dit sijn Bruydlofs-Feest.
Hierom staakt Helena 't lopen
Voor hem, die haar langen tijd
(Met veel suchten, duchten, hopen,
Gansch on-seker) heeft gevrijd:
Eynd'lijk is hy nu gekomen
Tot sijn oog-wit: boven al:
Die hy heeft ter Echt genomen,
Hem voor eeuwig houden sal.
Dat sijn plicht is moet ik tonen:
Haar te lieven, als sijn ziel:
By haar (als sijn Helft) te wonen,
Die hem in het hart beviel:
Want de Vrou is niet geworden
Van het hoofd, of voet des Mans:
Om te leeren sulke orden
In het Huwelijk althans:
| |
[pagina 58]
| |
Sy moet geensins hem regéren,
Noch van hem vertreden zijn:
Maar hy moet haar (billijk) éren,
Als het hoofd', in allen schijn.
Dat haar plicht is moet sy weten:
Eer', en vrees, hem (met bescheyt)
Na de reden, toe te meten:
En voor al gehoorsaamheyt.
Dat ons plicht is, wy haar gasten,
Diend op-heden an-gemerkt:
Droefheyt noyt genode pasten,
Mits de wijn geen treuren werkt:
't Is dan recht dat wy volbrengen
't Geen den Bruydegom gebied:
Die geen suffen kan gehengen,
Nu sijn hoogste-wensch geschied.
't Is dan recht dat wy haar wenschen,
Dat haar 't Huwelijk vernoegd:
Dat Gods-zegen haar (allenschen)
Word van boven toe-gevoegd.
'k Wensch u (uyt ons aller namen)
't Geen gy wenscht, Ian Gelendonk:
(So u wensch is na 't betamen)
Dat God oyt sijn Kinders schonk.
'k Wensch u hier sijn milde zegen,
En voorsichtigheyt daar by,
Dat het geen gy hebt verkregen
Waarlijk u ten goede zy:
'k Wensch u dat gy meugt genieten
Kind'ren, eygen lichaams-saad:
Stutten in des tijds verdrieten:
Rechte vruchten van dien staat.
| |
[pagina 59]
| |
'k Wensch u saligheyt, in 'teynde:
'k Wensch u een gewenschte-naam:
Die geen quade dat verkleynde,
In 'tverkonden van de saam.
'k Wensch Helena u geen schaken,
Noch de schuld van Troyens-val:
Maar het best van alle saken,
In dit aardsche tranen-dal:
'k Wensch u dat gy meugt verlaten
Dit u eygen Moeder-land:
En diens duysternissen-haten,
Met hem die u geeft de hand:
Dat Guiné (daar gy bejaarde)
U geef an Batavia:
Daar Gods-Geeft u wederbaarde:
Ook tot spijt van Africa.
Dat men kan in u vertonen
Noahs woord: en ware-stem:
(Na dat Iaphets saad sal wonen
In de hutten noch van Sem:)
Dat den vloek in Cham op-houde,
En op hem den zegen daal,
In u na-saad: dat sich boude
Onder Gods-volk: altemaal.
Jacob Steendam. Noch vaster. |
|