Den distelvink(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Kracht der liefde. Mijn selfs gemaakte voys heeft my gepord te rijmen, 't Geen liefdens grond-slach toond: tot voortgang, d' opper Hijmen. Stemme: Den Hémel schijnt te hup' len. 1 DE goud-geveste daken Geen trots gemoed en schaken, 't Zy dat daar de ogen Eerst toe zijn gebogen: Doch de Liefde schrijft 't Geen men niet verdrijft: Maar geschreven blijft: In dese leden. Nimmer vertreden, Noch (door de reden) Noyt ontlijft. [pagina 53] [p. 53] 2 Dees hoog-gedreven driften: Dees' Goddelijke-giften Veylen sich de bloodste: Ja de alder-grootste: Groot, maar blood in praal. Hier is proef, en ftaal, Voor ons altemaal, In dees' versellig: 't Eynde van quelling. So ik niet wel sing? Segt ik dwaal. 3 'k Meen Valentyn en Ester. Geen steundsel van Silvester, (Als Hesperi-scheuring, Grond, en top van treuring) Speurde Nytnelau. Een vergode-dau Maakt sijn wensching gau: En geeft bequaamheyt, Tot d' an-genaamheyt Die in 't versaam leyd: 's Hémels-schau. 4 Is 't Hémels dat de menschen Op 't neer-gedeelte wenschen, Door't Magneet, en Trek-Star, 't Ambrosijn, en Nectar? Min-geachte geur Als des Liefdens keur, Hémels van koleur: Sy sterkt den minnaar, Sy maakt hem winbaar: [pagina 54] [p. 54] Sy werkt dit, in haar Hoogste-fleur. 5 Sy pleegd weer-minnens-verging, Na redens soetste terging: Ja sy veld de spitsen: En bewiekt haar flitsen, Tot des haters scha: Dat 's (in arbeyd dra) Baren 't woordje ja. Welige-lusjes, Dartele-kusjes: Heden, als flusjes, Voor, als na. 6 Dit Middelpunt in 't Midden: Geen mangelen, noch gnidden, Kan haar glans blanketten: Maar die wel besmetten. Als het schoon gebloemt (Dat men çierlijk noemd) Op sich selven roemd. Duysend gelukken Zy, die haar plukken: Maar die-se drukken, Sy verdoemd. Noch vaster. Vorige Volgende