Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij
[pagina 38]
| |
Op 't Bruylofs-Feest van 't jeugdige Paar,
| |
[pagina 39]
| |
Sulken natuur,
Die hier toe strekt.
't Is dan een sotheyt
So niet te leven,
Als tijd, en uur,
De kracht verwekt:
Na gelegenheyt
Van 't Goddelijke voegen,
Tot des Lijfs genoegen,
d' An-geboren-lust:
Die den mensch bereyd
Een troostelose-wroegen,
Als men soekt te ploegen
Om een korte rust:
So dat door haar
De kuysheyt word geweerd:
Daar 't Huwelijk (voorwaar)
Gods Kerck vermeerd.
3
Hier is de keur of
An dese beyden:
Dien 't Huwelijk
(Na wensch) om helsd:
Sy, die sich Deurhof,
Deur velden, leyden
In groente rijk,
Be-lind, Be-elsd,
En belauwerierd:
Waar op de pluym-gedieren
(Huppelende) swieren,
Met een groote-graagt.
Laat ons ook (vercierd)
Met vreugd, dees' Bruydlof vieren:
Prijsen de Rosieren:
| |
[pagina 40]
| |
Dat den Amstel waagd
van dit besluyt:
Wanneer de vlugge-Ga naar margenoot*Faam,
En haren Weergalm uyt
Dees' beyder naam.
4
Zegen, en voor-spoed
Wil u verlénen
Die u ver-eend,
En heeft gepaard:
So gy in't spoor voet,
En klau, en bénen,
Plaatse verleend:
De trou bewaard.
Zijnde onbesmet:
Gelijk gy poogd te blijven,
Sonder twistigh kijven,
Als twee Duyfjes 't saam,
Na des Heeren Wet:
Op dat gy als Olijven
(Vrucht-baar) meugt beklijven:
In u Scheppers naam.
Dit is mijn wensch:
En bidde ook den Heer,
Dat hy so yder mensch
Het Huwen leer.
Noch vaster. |
|