| |
| |
| |
Huwelyks-Gedichten, En Brvydlofs-liederen.
Eerste Huwelijk. Tusschen Adam en Eva, Gens. 2.
Stemme: Lest lach ik onder enen Boom.
1
DOen Adam op het groene-gras
Had seer gerustelijk geslapen,
En Eva uyt sijn Ribbe, was
Van God (den Schepper) goed geschapen:
Hem tot een Vrou, waar mé hy is verseld.
2
Dit is u Helft: gy twee zijt een,
Sprak God tot Adam, en tot Eva:
Vlees van mijn vlees, been van mijn been,
Zijt gy (sey Adam) tot sijn Ega.
't Geen haar heeft vermaakt:
In suyv're-liefde hebben sy geblaakt.
3
Hoe wenschelijk, hoe zegen-rijk,
Hoe bondig, kuys, en reyn, en heylig,
Hoe vrolijk was dit Huwelijk:
Hoe trou, en vredig, vry, en veylig:
| |
| |
En roemden beyde-gaâr des Heeren naam.
4
De gansche-Wereld in 't geheel,
Haar rijkdom, en onschatb're schatten,
Haar heerlijkheyt, in yder deel,
Die door geen sin en is te vatten:
Gedienstig, buygsaam, altijd nacht, en dach.
5
Maar (boven al) het lustig-hof,
Het Paradijs, gesteld in Eden:
(Gesteygerd uyt des Lovers Lof,)
Was haar een woning, hier beneden.
Daar 't Vee ging weyden, t' samen Oud, en Jong.
6
De reuk, de liefelijke-geur,
Van 't bloeysel, ooft, en kruyd, en bloemen:
De veelheyt van de schoonste-kleur,
Was na haar waarde niet te noemen.
Heeft haar genoegen, tot de lust bereyd.
7
Hier vliet des Tygris klare-stroom,
Ver-rijkt met Goud en Eel-gesteente:
Hier groeyd des Levens Levens-Boom,
Het Beeld des Beelds in Gods-gemeente:
| |
| |
Met sijn Vriendinne: die het licht verdoofd.
8
De Liefde sit hier in den Troon,
De Minne voor haar neêr gebogen:
De Kuysheyt steld haar glans ten toon:
De Vrede siet met Arends-ogen:
In-wendig, haar gemoederen verheugd.
9
Hier is 't Gezegende-Gebod:
En grond van Hémelsche-beloften.
De Vrucht, des lichaams komt van God:
Daar ménig op (waandunkend) stoften.
Dat gy u Over-Vaders Echt betracht.
Een yder sie op d' eerste Trou:
Dit is een Beeld van Man en Vrou.
GY Vrouwelijk geslacht die d' aarde hebt bemachtigd,
En aller helden heyr (met uwe kracht) bekrachtigd;
Die 't heerschende-gemoed geweldig, over-heerd:
En 't Mannelijk-geslacht (gelijk dat u) begeerd.
An-siet u eygen Beeld, ô! levendige-beelden,
De Moeder, die 't geslacht van alle Moeders teelden:
't Is Eva d' eerste-Vrouw, 't is Adams waarde-Helft.
Sy baard (In pijn) haar vrucht, terwijl hy spit, en delfd.
Sy is hem (uyt sijn zy) van God, tot hulp geschapen:
Haar voegd geen felle-tong, veel min het wrede-wapen:
Want an sijn linker-hand is sy te recht gesteld,
| |
| |
Haar wil staat onder hem, en sijn beleefd geweld.
Den Schepper schiep haar niet van 'thooft, noch van de voeten,
Maar uyt de zy des Mans: dit sal haar léren moeten,
Dat sy geen heerschappy mach voeren over hem:
Maar buygen voor sijn woord, en luyst'ren na sijn stem.
Ook isse van de Man geen slet, geen vuyl-slavinne,
Maar wel sijn Wijf, sijn Helft, sijn Hulp, in leet, en minne.
Dus Eva voor gesteld, so zy-se u een baak:
Doet dan haar sonde niet, maar volgd haar in dees' saak,
Siet niet op haren-val, maar 't heyl, dat haar beloofd is:
Op Christus, 't Vrouwen-saad, die van sijn Bruyd het Hoofd is.
Sy heeft haar Man verleyd, leyd gy u Mannen recht:
Beleefd, en stichtelijk, zy 't geen gy doet, en segt.
Dat ook ons' Moeders lof by niemand word verminderd:
Die (na haar Scheppers wil) seer vruchtbaar heeft gekinderd,
In angst; geduldelijk: en heeft-se op-gequeekt:
Gevoed in rechte tucht, gelijk sy deftig spreekt.
Leerd so u lichaams saad (ô! Vrouwen) d'hoogste Wetten:
Wild haar (met billijkheyt), een paal van zeden setten,
Door ware Vrese-Gods, so sult gy in de pijn
(Al barende) voor hem Waarachtig Salig zijn:
Die u twee Borsten gaf om kinderen te voeden:
Maar sinnen, en verstand, om ook haer ziel te hoeden.
Bewaard een kuysse schoot voor uwe Man alleen,
't Is Alles wat gy hebt voor uwe twee gemeen:
Geen darde hoord daar by, maat twee, gevoegd te samen,
So hoefd gy dan u (in 't versellen) niet te schamen.
Als gy 't on-kuys gebaar, en vuyle-woorden schuwd:
Als gy na 't huwelijk van Adam zijt Gehuwd:
Mits dit een proef-steen is van 't Trouwen aller wijsen:
En wie so niet en Huwd, sijn doen is niet te prijsen:
Want van een Ribbe maar, schiep God ons Bestemoer:
Een Ribbe en geen meer is aller Ribben snoer.
|
|