Toe-gift.
SOete-Ieugd, hier hebt gy 't eerste,
't Groenste, 't soetste van myn tijd:
Daar de Ionkheyt noch in heerste:
Sonder vleying, sonder nijd.
Daar den aart, en aarts gevolgen,
Werkelijk, in word vertoond:
Daar de Minne (in-geswolgen
Van de liefde) zedig woond.
Bit're-Outheyt, wilt het duyden
Na de Wetten, na den Aart:
Steld het Noorden, over 't Zuyden,
Acht de Reden, reden waard:
Is het wassen, en verméren,
(In het huwen) ons belast?
't Vryen kan men dan niet wéren:
Want het is daar mee an vast.
't Heeft sijn tijd, en moeter wesen,
Met een eerlijk ogen-merk:
'k Wil dan geen berisping vresen:
d'Eerbaarheyt bevrijd het werk.
'k Wil my (met het Dichten) spoeden,
Tot het naaste Tvvede-Deel:
Dat sal and're graagten voeden,
Iacob Steendam.
Noch vaster.
't Amsterdam, by Pieter Dircksz. Boeteman, in St. Niclaas-Straat. 1649.