Den distelvink(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Tyters-klacht, An Delbora. Stemme: Hey van daagh is 't Leningh-dach 1. LIef (om wien ik treuren moet, Die mijn harte scheuren doet, Door u vluchtig vlieden) Wanneer sal 't geschieden, Dat ik sal U wedermin Genieten? al Mijn hart, mijn sin. 2. Loopt niet varder schoone Maagd, Die (in deugd,) de krone draagd, Boven alle Vrouwen, Die men mach an-schouwen: Waarom vlied Gy, voor u slaaf, En bied hem niet Een Harders gaaf? 3. 'k Sie u snelle schreden an, Die ik niet na-treden kan: Daarom loopt niet varder, Voor u Trouwe-Harder: Die sijn hart U Heeft ontdekt: Wiens grote smart, Gy hebt begekt. [pagina 60] [p. 60] 4. Siet hier is de klare-vloed, d' Over koele-baren, soet: En dit is de linde, Daar gy my (Beminde) Hebt beloofd Getrou te zijn: Mijn hart geroofd, Door liefdens-schijn. 5. 'k Heb voor u mijn leven steld, In dit hoog verheven-veld: 'k Heb voor u gevochten: 'k Heb u Nimph gevlochten, (Van 't gewas) Een Lauren krans: En (op dat pas) Geleyd ten dans. 6. Doen gy Liefje, schreeft in 't land, Tijters liefde heeft bestand: Tijter is mijn Minnaar, Tijter is verwinnaar, (Op dit Feest) Van hart en ziel: Mits hy mijn geest Daar lastig viel. 7. Dies en vlied niet Nimphje ach! Die 'k veel by d'Olimphje sach, In dees' groene-weytjes: Daar ik steeds, u geytjes Heb gevoed, Gelijk de mijn: [pagina 61] [p. 61] En t' saam gehoed, Met moeyt', en pijn. 8. Maar verharde Delbora, Flusjes was ik wel so na, Als ik nu (in 't lopen) Doch ik sie, mijn hopen Is by u, Geacht als wind: Mits dat gy schuw Vlied, als ontsind, 9. Nu gy geen medogen krijgt, Nu gy uyt mijn ogen sijgt, Nu gy poogd te breken Trouheyts rechte teken: Dat (als baak) Be-oogd mijn ziel: So volgd de wraak U op de hiel. 10. Vlucht so lang gy aassem hebt, Loopt so lang gy waassem schept, Rend in nare-hoeken: 'k Sal een trouwer soeken: Die my, al Dees' droeve-pijn, Versoeten sal, Met trou te zijn. [pagina 62] [p. 62] Vorige Volgende