Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– AuteursrechtvrijMinnaars-quelling.Stemme: Edel Karsou. 1.
OFelle brand,
Hoe hebt gy 't hart verwonnen,
Dat in dees' boesem leefd?
ô! Dwingeland,
Hoe hebt gy 't Rif geschonnen,
Dat u geen oorsaak geeft.
o! Minnens kreeft,
Hoe knaagt gy de gewissen?
Wiens ont-sachb're-pijl my heeft
Het rechte wit doen missen.
2.
Schoon my de vlam
Vernield, tot asch, en mortel:
So doen mijn tranen (brak,
Vochtig, en klam)
Weêr groeyen d' oude mortel,
Tot dat een wilgen tak,
(Buyg saam, en swak)
Haar tientjes voort doet komen:
Waar van my een wiege, strak,
Al vlechtend, word genomen.
| |
[pagina 43]
| |
3.
En uyt het stof
Word ik van nuws geboren,
Gelijk den Phenix doet:
Waar uyt, waar of,
Mijn on-heyl is beschoren:
Mits 't eynd, 't beginsel voedt.
Mijn brakke vloed
(Uyt soute pekel-vlessen)
Kan dees' al te hete gloet
In 't minste nimmer lessen,
4.
Maar een Persoon:
Die ik mijn hart op-offer,
Op d'Hoogte van de min:Ga naar margenoot+
Wiens liefdens-loon
Ik wacht, uyt 's harten-koffer,
Mijn's waarde-Vyandin.
So ik 't gewin
Van liefd, niet mach genieten,
't Eynde, sal gelijk 't begin,
Haar martelaar my hieten.
|
|