Den distelvink(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Harders treur-lied. Stemme: Gy lodderlijke Nimphje soet. 1. VEld-Nimphje die het woud door-rend, En my nu (schier) ontkomen bent, Door u voor-vlugtig lopen: En laat my duchtig hopen: 2. Na 't geen ik droevig derven moet: Waar door gy (lief) my sterven doet, Wel honderd-duysend doden. Vol hulpelose-noden. [pagina 41] [p. 41] 3. Kan ik dan door mijn klachten, siet: Vermurwen u gedachten niet? Kan ik dan niet verwinnen U hard-verstaalde sinnen? 4. So siet mijn droeve Beesjes an, So hoord d' on-noos'le Weesjes dan: Die (met gestadig loeyen) Haar tranen steeds doen vloeyen: 5. Om dat gy voor haar Harder vliedt. Die u ('t zy heynd of varder) bied, Sijn Schaapjes en sijn Geytjes: Sijn huysing, en sijn weytjes. 6. Waar-in so menig boompje groeyd: Waar door dit enig stroompje vloeyd: Daar ik my plach te laven, Na 't vruchtelose-slaven. 7. Noch vlied gy (sonder reden) staag, Voor hem, die u op-heden graag, Geheel wil over-geven, Syn goed, sijn bloed, sijn leven. 8. Maar ach nu gy geen woorden hoord, Op dat ik u bekoorden voort, Tot echtelijke-eeren: So sal ik my om-keren, 9. Tot 's doods seer felle schichten al: Die my het hart verlichten sal, Van dese gloet vuur-vlammig: En geesselingen stramming. [pagina 42] [p. 42] 10. Komt dan ô over wrede-dood, En maakt dit Rif hier mede bloot, Van dees' bedroefde ziele: Dewijl ik voor u kniele. Vorige Volgende