Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij
[pagina 22]
| |
En ik flusjes
Van mijn hartens trek-star
Blijdelijk ontfong:
Wiens lipper blijft
In my gegrift
Door liefdens schrift
Die dese drift
In krachten stijft.
2.
Brakke stroompjes
ô Gy Amstels baren
Kost gy tuygen van
't Geen is geschiet,
Daar de Boompjes
Marmerlijk (by paren)
Staan geplant: ik kan
Bedenken niet
Wat dat haar let
Dat sy (verhet)
Haar sinnen set
Op anders iet.
3.
Want haar woorden,
Hield ik als een segel,
Dat een brief geheel
Bewaren moet:
Maar in 't noorden,
Vind' ik nu een egel,
Die in't Ooster-deel
Is op gevoet:
Die ik beklem,
Wanneer ik 'k hem:
Doch na mijn stem
Geen deur op doet.
|
|