Ruisend valt het graan
(1995)–A.C.W. Staring– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
De leerling van Pankratesaant.De kunst ten halve slechts aan meesters af te zien
en voor volleerd zich in hun rij te zetten
loopt op beschaming uit! Zo een bewijs of tien
te weinig scheen, zou niets mij letten
5[regelnummer]
dat ik er twintig gaf.
Vertrouw dit op mijn zeggen af
en houd u om u zelf en mij de tijd te sparen
bescheidenlijk met één,
geboekt door Luciaan, tevreen.
10[regelnummer]
Ná Trismegist, het blijkt niet hoeveel jaren,
was al de wijsheid van Egypte saamgevaren
in 't kale hoofd van Pankrates,
Professor Hyperphysices
te Memphis. Doch alleen die reeds adepten waren
15[regelnummer]
bracht Pankrates op kennis' hoger baan:
de grenspaal ver voorbij waar Lavoisier bleef stuiten,
ving hij zijn cursus jaarlijks aan;
de kleine sleutel van de grote Majorkaan
behoeft zijn jongrental geen voorhof meer te ontsluiten.
20[regelnummer]
De zilvren poorten zijn zij door,
maar hier verslindt de nacht het minbetreden spoor
totdat de leraar wenkt. Hij wenkt! een vloed van stralen
spreidt glans waarbij geen zon kan halen.
Wat Paracels', wat Helmont nimmer zag,
25[regelnummer]
de tempel van 't geheim staat flikkrend in die dag,
en goud is 't breed portaal! Goud zijn de binnenzalen!
't Was niet genoeg! Wie drie jaar achtereen
met zijn Minerval ter bepaalde stond verscheen
en (wat de leerling onder 't walmen der retorten
30[regelnummer]
vaak zuur viel!) nooit zijn hulp bij 't onderwijs liet schorten,
| |
[pagina 20]
| |
die gaf professor Pankrates
iets van de toverkunst ten beste in de afscheidsles.
‘De toverkunst!’ Hier spitst ergdenkendheid haar oren!
Doch laat geen vals begrip haar zielerust verstoren:
35[regelnummer]
ik meen de kunst door Adam uitgedacht,
in Noachs Ark gered voor 't late nageslacht,
door grijze magiërs, door Salomo gedreven,
maar thans helaas niet meer in leven!
Kort was het onderwijs: ‘Twee enkle woorden maar,
40[regelnummer]
op zijn toon punktlijk nagesproken,
zo bond gij en ontbond de geestenschaar!
Gesteld: een taak viel u te zwaar;
gij wenste hulp; welnu! een stok, in 't lang gestoken
door 't buisje van een slaaf, en abracà gezeid:
45[regelnummer]
men zag als knecht te voorschijn springen
die stok en buisje was. En, bleef de magerheid
van 't hout hem bij, gevat op alle dingen
stond hij tot iedre dienst bereid.’
Dus sprak professor. Een student, Eukraat geheten,
50[regelnummer]
noteert dit half recept: meer heb ik niet te weten,
denkt hij; ontsluipt het auditorium,
en speelt straks bij een huislijk publicum
de wonderman. Juist bleek zijn hospita verlegen
om water voor een badkuip: ‘Anders niet! - -
55[regelnummer]
in Isis' onbeperkt gebied
komt alle kracht de wenk des wijzen tegen.
Een wandelstaf, een slavenkleed,
zijn 't enigst hier vereist.’ Men brengt ze hem; hij treedt
een tred zes zeven aan een zijde;
60[regelnummer]
verbiedt na magistraal gehem
met rimpels op 't gelaat en met vergroofde stem,
| |
[pagina 21]
| |
het luistren elke ongewijde,
bromt ‘abracà’; en 't lukt! de pop die voor hem staat,
wordt mens! ‘Draag water in die badkuip, kameraad!’
65[regelnummer]
De kameraad vat straks twee emmers op, en gaat -
brengt water - gaat - keert - gaat; de kuip zou overstromen
bij meer. ‘Houd op, vriend!’ zei Eukraat.
De vriend... werkt voort. ‘Een rare potentaat!
Hij schijnt van 't soort dat wandlend pleegt te dromen.
70[regelnummer]
Vent, hoor je niet? houd op!’ De vent... werkt voort.
Een molenbeek stort klettrend van de boord
der badkuip. Alles drijft. - Men poogt hem weg te jagen
die 't onheil sticht; met schoppen en met slagen
begroet men hem; - vergeefs! - Daar valt Eukraat een bijl
75[regelnummer]
omtrent de haard in 't oog, hij grijpt die in der ijl:
‘Voor 't lest; laat blijven, dove kinkel!’
Vergeefs! - - Krak vliegt de schareminkel
doormidden! En wat volgt? - O wee!
Verdubbeld springt hij op; de dragers zijn nu twee!
80[regelnummer]
Vier emmers vullen zich en lozen
Hun vloeibren inhoud! 't wordt een zee;
een zee; en springtij zonder pozen!
Het schuimt de woning uit - de straat op - zitbank, dis,
kas, kist raakt vlot! - De huisbestierster is
85[regelnummer]
voorlang gevlucht, Eukraat op 't punt van vluchten,
wanneer professor komt! ‘Wat speelt men hier voor kluchten?’
roept hij - bromt ‘acarbà’ en, ziet,
een stok, in twee gekapt, ligt daar; geen emmer giet
meer water uit, de zundvloed is verlopen;
90[regelnummer]
en met een lange neus Eukraat naar honk gedropen.
|
|