Nieuwe gedichten
(1827)–A.C.W. Staring– Auteursrechtvrij
[pagina 125]
| |
De lof des vaderlands; voor Nederlanders.Vertaling van het tegenoverstaande Latijn.
Wij verheffen zingend
Ons roemrijk Vaderland;
Wij, aan den Rijn, aan Schelde en IJssel,
En aan den breeden Oceaan gezeten;
Tot voorspoed opgeklommen
Langs 't pad van tegenspoed;
Door voorouderlijken band tezaam verknocht.
Wie zal ons trotsen, door een naam te prijzen,
Edeler dan der Belgen -
Dan der Friezen naam!
Een naam, den Bataafschen gelijk!
De dubbele LauwerkransGa naar voetnoot*)
En de Olijf van Pallas
Sieren vereenigd onze kruin!
Van de uiterste
Grenzen der aarde
Gaat een heilwensch op -
Paart zich een zegenende stem
Met dit ons Koorgezang:
O Nederland, wees door standvasten
Eendragt groot,
En worde uw lof vermeerd, in eeuwigheid!
|
|