Nieuwe gedichten(1827)–A.C.W. Staring– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] aant. In een vriendenrol. 1823. Elk zoekt Geluk; maar talloos zijn de paden, Waarlangs wij zoekend grafwaarts gaan. De zucht naar Goud, naar Weeld', naar Magt, naar Lauwerbladen Kiest onderscheiden baan. Op ónzen weg zweeft, lokkend, voor ons henen Der Kunsten en der Muzen Koor. Met ons kwam Liefde zich, als togtgenoot, vereenen - Houdt Vriendschap 't eigen spoor. In milden glans ontluikt voor onze treden Een bloei, des nijvren plukkers waard, Wiens oog niet, afgedwaald, voorbij 't Genoeg van Heden Op 't Veel van Morgen staart. [pagina 113] [p. 113] Dat zóó - mijn Vriend! - dat zóó ons heil moog' duren! Dat ons erkentlijk offer geur'; Tot eens de jongste koom' van de ons bescheiden Uren, En de aardsche voorhang scheur'! Vorige Volgende