Gedichten(1820)–A.C.W. Staring– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] Lentezang. Green nevelig duister Bedekt meer het veld; Geen blinkende kluister, Die 't beekje meer knelt; Het stormen is over; De buijen zijn heen; Wat ritselt in 't loover, Is Sefir alleen. Vol bloeisel van boven, Vol bloemen omlaag, Staan velden, en hoven, En telgen, en haag! De Vrolijkheid dartelt, In klaverrijk Gras; Zij wemelt, zij spartelt, In vlieten en plas. [pagina 119] [p. 119] De wouden herhalen Hun feestelijk lied; Ook zwijgt, in de dalen, De Leeuwerik niet. Van Echo vervangen, Bij 't rijzen der maan, Heft gij nog uw zangen, O Nachtegaal, aan! Geen nevelig duister Bedekt meer het veld; Geen blinkende kluister, Die 't beekje meer knelt! Ontvlugt nu de steden, Wie vreugde begeert! Ontvlugt ze nog heden - De Lente regeert! Vorige Volgende