Gedichten(1820)–A.C.W. Staring– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Het vaderland. Een feestelijk Lied. Gij grond, gewijd door Willems bloed; Verlost door Maurits hand; Gij Kusten, door De Ruijters moed Met krijgslauwrier omplant; Gij Erf, dat ons uw Kinders noemt; Dat eens onze asch vergaârt; O Nederland, wees hoog geroemd; Gij zijt ons loflied waard! De Vrijheid staat naast uwen Troon, Geschraagd door 't heilig Regt; Vernufts en Wijsheids eerekroon Is aan haar speer gehecht. [pagina 44] [p. 44] Der Vaadren trouw, der Vaadren vlijt Deelt zij den Nazaat meê; Hij baant, Geweld en List ten spijt, Een pad langs iedre zee. Bloei' voort dat heil; woon' hier die deugd, Tot 's waerelds laatsten stond! Worde eindloos Willems stam verjeugd, Op Neêrlands vrijen grond! Voer' Heldensterkte en zacht Beleid Oranjes Koningsstaf; En late in ons de Erkentlijkheid, Gelijk Gods Gunst, nooit af! Vorige Volgende