Gedichten(1820)–A.C.W. Staring– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Mengeldicht. [pagina 32] [p. 32] Les Muses sont des Abeilles volages. Gresset. [pagina 33] [p. 33] Krijgslied. In December 1813. Wij zwaaijen, met ontboeide hand, Het krijgsstaal boven 't hoofd; Niet langer meer van Vaderland, Van eer en naam beroofd! De glorie, daar ons hart naar haakt, Ontstak der vaadren ziel, Toen Willem ons heeft vrijgemaakt, Hij, die voor Neêrland viel. Wij gaan, waarheen ons God verzelt! Zijn arm ontsloot de baan. Een Willem riep ons weêr in 't veld! Oranje riep! Wij gaan! [pagina 34] [p. 34] Wiens voet nog angstig wijflen mag, Gedenke aan kroost en gaâ; Aan 't ijzren juk, dat op ons lag; Aan Woerdens ongenaâ! Wat hoopt hij van dat tijgerbroed, Dat wraakziek henen vlood! 't Ziet dreigend om; het heigt naar bloed! De keus is ‘vrij of dood!’ Vorige Volgende