Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendVan J. Immerzeel Jr.XXIV. Amsterdam 20 Febr. 1833:Ga naar voetnoot4)WelEdel Geboren Heer!
Het smart mij UwEdG. de bijgaande stukken terug te moeten zenden, daar ik mij bezwaard vinde van dezelve voor den Muzen-almanak gebruik te maken. Toen ik ze ontving en uwe vertelling las, was ik er zeer meê ingenomen en wenschte mij geluk met dit geestig stukje. Maar wat gebeurt? Voor weinige dagen een bezoek van een' vriend uit Dordrecht ontvangende, | |
[pagina 344]
| |
verzocht ik hem, uw verhaal met de bijlagen voor Bendorp meê te nemen. Daar hij uwe poëzij op hoogen prijs stelt, mocht ik hem Jaromir gewroken voorlezen. Hij vond er evenveel vermaak in als ik er in gevonden had, nog vind en altijd vinden zal; doch hij gaf mij te kennen, dat als dit stuk in mijn Jaarboekje kwam, hij voor zich zelven het daarom te gereeder koopen zou, maar dat ik niet moest rekenen op de drie gebonden exemplaren, die hij 15 jaren reeds gekocht en aan dames present gedaan had, daar het hem toescheen dat deze vertelling geene lectuur voor dames was. Ik heb het hierbij niet gelaten, maar de zaak aan het oordeel onderworpen van eene vrouw van smaak en gezond verstand. Zij uitte haar gevoelen op deze wijze: ‘het kwam haar voor dat het eene kiesche vrouw niet aangenaam kou zijn dit anders allergeestigst en meesterlijk bewerkt stukje in mijn jaarboekje aan te treffen.’ Neem ik nu daarbij verder in aanmerking dat mij velen wegens eenigzins geslaagde ondernemingen jaloers zijn, en gretig op elke gelegenheid azen om mij te schaden, dan beangstigt een en ander mij derwijze dat ik UwEdG. moet verzoeken mij toch het niet opnemen van dit stukje ten goede te houden’.... Hij moet op zijn hoede zijn ‘tegen de vitzucht’; den herdruk van de Gedichten wil hij graag op zich nemen. |
|