Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendVan zijn Zoon Willem.XI. Hilvarenbeek den 3n Junij 1831:Over zijn overplaatsing van de Infanterie bij de Artillerie. ....‘Reeds lang, mijn waarde Vader, heb ik gewacht om u eenen beganen misstap te bekennen, waarover ik een innig berouw gevoel. Ik was voornemens er u geheel van onbewust te laten, doch gevoel dat het beter is u dezelve regtstreeks te bekennen, dan langs omwegen te zoeken mij uit | |
[pagina 329]
| |
de verlegenheid te redden. Mogelijk begrijpt gij reeds dat ik van een verlies door het spel wil spreken. - Op eenen vrolijken avond, welken ik te Moergestel met onze officieren doorbragt werd van speelen gesproken; men haalde mij over om mede te doen, men speelde hasardGa naar voetnoot1); eerst zeer laag, langzamerhand hooger, eindelijk veel te hoog, en zoo als het gewoonlijk gaat, eene valsche schaamte belette mij om henen te gaan; ik bleef medespelen, tot dat ik de oneindig veel te aanzienlijke som van f 100. - had verloren. - Ik hoop dat gij mij uwe vergiffenis over dezen misslag niet weigeren zult, wanneer ik u verzeker dat het geleden verlies eene les voor mij is geweest, die ik geloof dat mij voor mijn gansche leven beletten zal, de kaarten weder tot een hasardspel in handen te nemen; temeer daar ik u opregt betuigen kan, nimmer eenige hartstocht voor het spel gevoeld te hebben, ja zelfs veeleer een afkeer van hetzelve te hebben gehad en behouden. Ook komt mij het geheele geval als een droom voor, en kan ik mij niet voorstellen hoe ik mij zoodanig heb kunnen vergeten; doch laat ik mij niet langer zoeken te verontschuldigen, ik gevoel ten vollen mijne gansche schuld en ligtzinnigheid’.... Allerlei over de dienst. ‘Vaartwel mijn waarde Vader, groet allen hartelijk voor mij, in gedachten omhels ik mijne goede moeder, en noem mij met de verschuldigde hoogachting en eerbied Uwen liefhebbenden en gehoorzamen Zoon Willem. | |
XII. Breda den 1n Julij 1839:Troost voor Dientje met haar verlies, hij komt binnenkort. Van ontwapening is nog niet veel te merken. ‘Op uwen raad heb ik de vier deelen van den Schaapherder gelezen, en met zeer veel genoegen gelezen. - Jammer dat het boek zoo lang is; dit zal het minder doen lezen, en ook door de grootere kostbaarheid schaars koopers doen vinden. Buiten dat, is het, als naar gewoonte, bij onze Hollandsche Boekdrukkers, schrikkelijk duur, en van nare vignetten voorzien. - Bijzonder heeft mij de beschrijving van het feestmaal, van het gevecht te Eemnes en van enkelde gedeelten van den Barneveldschen toren-storm getroffen, doch ik vat niet regt, waarom Maria en vriend Frank niet gelukkig mogen worden, nadat de schrijver lang en breed de liefde van het Meisje voor Van Schaffelaar weggeredeneerd en haar een ander heeft doen beminnen. Ik verlang na de recensie die de Gids van den geheelen roman heeft beloofd’.... |
|