Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendVan zijn Zoon Maurits.VII. Vlissingen den 6 November 1826Ga naar voetnoot3):Zeer waarde Vader,
Gisteren ontving ik uw brief van den 3 November die mij zeer veel plezier verschafte’.... Het werkeloos zijn verveelt hem. ‘Wat de boeken over de stoommachinerie aangaat, ik heb nog niet zeer veel in dezelve gelezen, dewijl ik eerst een gedeelte van Biot's PhisicaGa naar voetnoot4), daar al het andere op gegrond is, moest doorlopen’. Hij geeft zijn oordeel over enkele boeken. ‘Ik lees veel in vader Huigens, en vind hem veel gemakkelijker om te verstaan dan ik mij voorgesteld had. Alleen die Sneldichten kan ik niet zeggen dat mij veel bevallen, misschien is het dat ik er de aardigheid niet regt van gevoel, maar ik zoude anders zeggen dat het enkel woordspelingen | |
[pagina 326]
| |
waren; trouwens dat zal in dien tijd de goede smaak geweest zijn. Het Kostelijck Mal, de Zeestraet en Hofwijck vind ik heerlijk. Vaarwel waarde vader; maak mijne hartelijke groeten aan mijn lieve moeder, aan Caroline en de verdere broeders en zusters, geloof steeds aan de opregte kinderlijke liefde van Uwen gehoorzamen Zoon. | |
VIII. Sheerness 3 Maart 1827Ga naar voetnoot1):....‘Ik heb mij altijd zoveel mogelijk bij het maxime gehouden, prenez le tems comme il vient et les hommes pour ce qu'ils sont; en mijne kortte ondervinding heeft er mij altijd wel bij doen bevinden. - Maar wanneer nu die menschen ons op eene manier behandelen welke wij overtuigd zijn niet te verdienen, wanneer zij niet met gestrengheid maar gemeen en laag met ons omgaan, of onze Eer aantasten, en indien wij ter gelijker [tijd] het niet noodzakelijke om zo iets te verdragen gevoelen, dan beken ik gaarne dat wel verre van het bovenstaande optevolgen ik mijn tegenwoordig geval als een uitsluiting op den algemeenen regel beschouw, en mijn rede te kort schiet. Het doet mij leed u weder met onaangenaam nieuws te moeten overladen en echter gevoel ik, u geheel onkundig van deze zaken te laten gebrek aan vertrouwen omtrent u, dierbare Ouders, zoude zijn, een vertrouwen 't welk ik doch aan niemand beter schenken kan.’ Hij uit zijn misnoegen over het gedrag van den kapitein: ‘allerlaagste uitdrukkingen en scheldwoorden.’ Deze heeft een antipathie tegen hem, maar waarom? Het moreele peil aan boord is zeer laag. |
|