Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendVan zijn Vrouw J.A.C. van der Muelen.V. Amsteldam den 10 Aug. 1802Ga naar voetnoot2):‘Gisteren morgen ontving ik uwen lieven dierbaaren brief, mijn allerbeste Ventje, hoe veel plaisier hij mij deed, en hoe hartlijk welkom hij mij was, kan ik u niet zeggen; ik kan u niet te dikmaal schrijven zegt gij, hoe meer brieven ik ook van u krijg mijn waarste hoe liever ik het heb.... ....Onze lieve Engeltjes zijn heel wel, en engelachtig zoet, ik vroeg strak aan Mathilde hoe veel kusjes ik van haar aan Papaatje moest stuuren, | |
[pagina 322]
| |
2, 4, 5 was haar aantwoord. Wat verlang ik u weer te omhelzen mijn alderbeste Ventje. Ik moet deeze eindigen ik dagt u nog meer te schrijven mijn heele lieve, maar wierd gestoord door onze goede lieven ouden Oom die mij een visite kwam doen, die man is zoo lief, hartlijker als hij mij ontfing kan men niet ontfangen worden, toen ik voorleeden week bij hem kwam, kwam hij met de open armen na mij toe, en zeijde is dat nu de Charlotte van mijn Antoni, ik was zeer aangedaan, die lieve man. Van middag gaan wij bij zijn zoon eeten, is dat niet vriendelijk, nu kan ik niet meer, vaarwel mijn lieve allerbeste, ontfang veel hartlijke groete van onze lieve Vader, Willem en Constance, en ook van die lieve oude Oom en kusjes van uw lieve kindertjes, en denk heel veel mijn alderbeste Vriend aan uw onveranderlijke liefhebbende en getrouwe Charlotte.
ik heb geen tijd deeze over te leezen. | |
VI. Wildenborch den 2 Julij 1823Ga naar voetnoot1):Hartlijk dank mijn geliefde Zusje, voor u hartlijk en innig welmenende deelende brief, ik ontving hem daags na de viering van ons zilveren feest; ik gevoel geheel alles wat u lief warm zusterlijk hart hier in met ons deelde, maar om alles wat gij er mij zo lief over toewenscht schriftelijk te beantwoorden, dit weet ik verwagt gij niet, daar het ook te veel plaats zoude weg nemen; dit moet ik u tog nog zeggen, dat zo gij hier bij had mogen wezen, mijn innig beste zusje, ons geluk volkomen zoude geweest zijn; hoezeer ons het bijzijn van onzen besten BroederGa naar voetnoot2) verheugde kan ik u niet zeggen, hij was zo geheel gevoel voor ons, en deelde zo oprecht mede, ook verheugde ons regt, dat Constance met haar manGa naar voetnoot3) er bij was, zij hebben hun twede zoon ook mede gebragt, op ons verzoek, dat een beste Jongen is, ook hebben wij, nog hier, Mathilde haar jongste ZwagerGa naar voetnoot4), een rechte lieve goede Jongen, die juist de vorige week te Zutphen kwam, en u Nicht Henriette; zo dat wij 's middags een tafeltje rond hebben. Onze goede Willem is eergisteren, tot mijn leedwezen weer vertrokken, Constance wilde u nu ook schrijven, zo dat ik mij nu maar zal bepalen, om u alleen de afloping van ons feest te vertellen. Alles is dan na wensch afgelopen; onze lieve Kinderen hadden alles bedagt om ons te verrassen; zij verzogten ons om 's morgens te maken vroeg beneden te zijn eer de overige famille op was; wij wierden wakker gemaakt, met een accoord op de Harp, dat op de kamer | |
[pagina 323]
| |
naast ons waar onze Dogters sliepen gegeven werd, waar op wij door de Harp geaccompagneerd enige woorden hoorden zingen; toen wij bezig waren met ons aan te kleden, ging de deur open, waarop Mathilde haar kleine Jongen in kwam, met een papier in zijn handje, en een kransje op zijn hoofd; en zeide daar Groot Pa, daar Groot Ma; verbeeld u wat dit was, een brief van onzen Maurits, om ons op dien dag geluk te wenschen; deze brief was acht dagen vroeger aan Mathilde geworden; dit had zij hem in Jan. geschreven, gij kunt begrijpen welk gevoel dit voor ons was! die brief was den 2 Junij van Smirna gedateerd, de goede Jongen zegt, uw acht gelukkige kinderen, zo dat hij nog niets van zijn Broeders overlijden wist! Toen wij beneden in de verwulfde kamer kwamen, vonden wij ons zevental, eerst moet ik u zeggen, dat ik Staring een kopje op zijn waschtafel had gezet, waar op stond Herinnering; ik vond van hem beneden een lief rond tafeltje voor daags te gebruiken, waar naar ik lang verlangd had; wij gaven onze kinderen ieder een paar mooie ingebonden werken en nog zo wat waar onder ook een gedachte aan ieder van hen van Hugo: aan Mathilde haar kleine Jongen een mooie casette, die hij als hij groter is kan gebruiken, waar op Dientje de Guitaar nam en zich enige lieve woorden (die zij zelfs, namentlijk de Oudste uit het een en ander versje gefabriekt hadden) met Willem accompagneerde; zij had van de winter enige lessen op de guitaar gehad (buiten ons weten) het deed ons zeer aan; hier zijn de woorden En ce beau Jour de Fête,
Jour pour nous plein d'attraits
Chacun de nous s'apprête
A chanter vos bienfaits.
Nous craignons peu de dire,
De trop faibles couplets
Quand le coeur les inspire
Ils sont toujours bienfaits.
Ik vergat u te zeggen, dat onze kleine meid ons ieder ontvong, met een mooi bouquetje; toen de kleinen gezongen hadden, verzocht Mathilde ons met hun naar de eetkamer te gaan, waar wij verwacht werden met allerleij lieve cadeaus. Vooreerst het Portrait van onze lieve Mathilde, beeldig mooi gedaan, in een grote vergulde lijst; maar niet volmaakt lijkende; Caroline had een grote ossekop getekend, ook in een lijst laten zetten, deze had onze goede Hugo voor dezen dag willen tekenen, maar nog niet aan begonnen zijnde, had Caroline het nu gedaan, van Winand was er ook een mooie tekening in een lijst, na steendruk gedaan, van Dientje een heel lief geborduurd voete bankje en van onze kleine Willem, Houte Hoorens, om bloemen | |
[pagina 324]
| |
in te zetten voor de schoorsteen, waar op hij op ieder een vogel had getekend; en dan hadden onze lieve Kinders een mooije paarde Kop, die onze beste Hugo te Arnhem zijnde getekend had, in een lijst laten zetten, vond gij dit niet een lieve attentie? Wij kregen die middag Coosje Toewater (haar man kon niet) benevens de Haas met Doortje (zuster Charlotte kon niet) ook speet het mij regt dat de Selsen nog niet werom waren, vooral Carel, die hoorde daar zo bij. Ook hadden wij OptenNoort met Toontjen en Ursule. Op het dessert reciteerde mijn beste Staring een zeer aandoenlijk versGa naar voetnoot1), dat hij op mij gemaakt had, en het welk mij ontzachlijk aandeed, ik hoop het u daarna wel eens te zenden. Ik had het grote genoegen, dat de lieve Mevr. Engelen met haar man ook van de onze waren; zij waren juist voor een veertien dagen in onze buurt op hun buiten, wij vroegen hun hier te willen komen, en vonden het zo aardig dit juist zo trof, zij er nu waren en verbeeld u, dat dit niet toevallig was, maar dat onze Dochter dit alles deze winter reeds door Winand met hun had overlegd. Die lieve menschen waren zo lief, zij bleven op het verzoek van mijn Dochter, laat, 't welk de OptenNoorts toen ook deden, toen de kaarssen waren opgestoken, verzocht Mathilde ons of wij allen eens met hun in de Tuin wilde gaan. Staring en ik moesten vooruit. Toen wij in de Berceau kwamen, zagen wij in het midden een verlichte Tempel waar op een altaartje geschilderd was, daar naast een grote Rozen Struik, welk wij met onze kinderen verbeelde, bij die van Mathilde was een klein knopje, haar kind, en om de hare was een grote witte geknakte Roos heen geslingerd, verbeeldende uit een andere famille komende, die van onze dierbaren Hugo was ook wit en geknakt, en die van Maurits week ver af, onder op een Hoek van de Tempel was een schip getekend, waarop een lichtstraal scheen, verbeelde een alziend oog dat op hem waakte, boven stonden de volgende woorden geschreven (Uwe Kinderliefde sierde het zilveren echt altaar
Onze Ouderliefde zal eenmaal het Gouden omkransen).
Terwijl wij dit bekeken, was Mathilde met onze kleine Meid verdwenen, de eerste kwam na enige korte ogenblikken werom, waarop zij een wenk gaf dat het voorhang moest opgehaald worden, waar achter onze kleine Constance stond, met een lachend gezichtje op een klein altaartje, in het wit gekleed, met een gekransd strooje hoedje, in de ene hand, (die zij beiden in de hoogte hield) had zij een zilveren krans! en in de andere een papier, Mathil. zeijde haar er aftekomen, waarop zij naar ons toekwam, mijn het papier overgevende, en haar Vader de krans, hier op begonnen onze Dochters met de Guitaar | |
[pagina 325]
| |
enige versen te zingen toepasselijk op ons feest, die op dit papier geschreven waren; de Heer KresmerGa naar voetnoot1), die zo aan onze twee oudste zoons geattacheerd was, heeft hun of eigentlijk Mathilde, met dit alles geholpen; hier op gingen wij weer na huis, waar wij een goed colation klaar vonden, hier van had ik moeten weten, maar niet dat wij weder in de eetkamer een nieuwe surprise zouden vinden; voor de spiegel was een ronde chacinet verlicht waarop onze namen zeer aardig door elkander waren geslingerd, en naast en aan de klok was vast gemaakt het getal van 25 van bloemen. Toen wij het soupé haast op hadden, stond de jonge Mierop op, de gordijnen werden opgehaald en wij zagen beeldig vuurwerk vertonen, dat Mierop mede had gebragt, kort daar op vertrokken onze gasten, toen wij daarna nog even in de verwulfde kamer zaten, zongen onze lieve Dochters nog enige regels, die zij zelven gemaakt hadden; zie hier nu mijn beste het gehele relaas; Staring zegt mij daar dat hij nog wil zien, om het vers hier bijtevoegen, maar gij geeft het tog aan niemand vreemds, Staring heeft volstrekt geen tijd aan v.d. Wijck te schrijven, nog Car. aan Angel, ook zou deze dan te dik worden: Ik heb u vergeten te vertellen, dat wij de vorigen dag een beeldige mooije [....]Ga naar voetnoot2) Kompote van onzen beste Broeder kregen, ik was er zeer van verschrikt, van onze jongste Neef Mierop vonden wij 's morgens bij de andere cadeaus, vier beeldige potten met bloemen staan, die had hij stil dog met weten van Caroline weten te bezorgen. |
|