Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekend
[pagina 294]
| |
Aan A.Fr. R.E. van HaersolteGa naar voetnoot1).404. Arnhem 30 Julij 1802:Hoogwelgeboren Heer
Ik waag het om ten faveure van een Oom dien ik bijzonder hoogschatte, onbescheiden te zijn, en het getal der sollicitaties die u vermoedelijk maar al te zeer bezwaren zullen door dezen Brief te vergroten - de Heer C.H. VerHuellGa naar voetnoot2) thands resideerende te Doetinchem en voormaals in de Marine gediend hebbende wenschte in de gelegenheid gesteld te worden om de werkzaame Loopbaan waarin hij door de Revolutie gestuit is op eene honorable wijs weder intetreden; hij heeft getracht zich met een verzoek hieromtrend bij UWHWgeb. in den Haag te vervoegen, maar vondt UWHWgeb. absent. De rang waarmede men zijne merites eenigen tijd voor de omwenteling hadt gemeend te moeten belonen was die van kapitein - Hij vlijt zich dat hij door de favorable attentie van het Bewind op zijne persoon weder in zijnen rang zoude kunnen invallen zonder dat zulks door officieren van de Marine thands in dienst geplaatst aangemerkt wierdt als ware hun tort gedaan, omdat het zeker aan hem niet gemangeld heeft dat hij eenige jaren werkeloos heeft moeten doorbrengen gelijk hij dan ook terstond nadat de tegenwoordige staat van zaak hadt plaats gegrepen heeft uitgezien of er geen mogelijkheid zou zijn er weder aan te komen, - en ik geloof van mijne zijde daar bij te mogen voegen, dat zijn gedrag als militair bij de actie van Doggersbank en andere gelegenheden gehouden, zo wel als zijn comportement in 't algemeen jegens allen die tot hem in den dienst eenige betrekking hadden hem zo veel achting en genegenheid verworven en zulke gunstige indrukken heeft nagelaten, dat er niemand zal wezen wien zijne honorabele herstelling in de ogen steken zal. Vrezende dat een langer geschrijf UWHWGeb. bij zo veel bezigheid lastig vallen zoude draag ik dan mijnen Oom en gedachten Vriend met dit weinige aan UWHWGebs gunstige reflectie op. | |
[pagina 295]
| |
Ik betuig Mevrouw van Haersolte mijn schuldig respect en noem mij met bijzonderen eerbied
Vergun mij evenwel nog eenen enkelen regel daarbij te mogen voegen om UWHWGeb. die schuldige erkentelijk[heid] te betuigen welke ik zo zeer gevoel wegens de attentie die op mijne persoon gevallen is bij de aanstelling van het Departementaal Bestuur. - Uit welk een oogpunt ik ook de werkzaamheid van eenen publieken post mogt aanzien - het vertrouwen aan mij betoond kan niet anders dan mij zeer vereeren en ik breng de betuiging van mijne oprechte dankbaarheid op die plaats aan waar ik alle reden heb om te geloven dat zij behoort. |
|