Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendAan den Burger Diderik van HorbagGa naar voetnoot1).399. MaarseveenGa naar voetnoot2) den 28 Aug. 1797:Mijn Hoogstgeschatte Vriend, en Neef
Zo welkom mij uw hartelijk antwoord aan de eene zijde was omdat ik er de verzekering in vond dat uw denkwijs omtrend mij niet veranderd en uwe deelneeming in 't geen mij betreft even zo vuurig was gebleven als de mijne omtrend alles wat ik van U verneemen kon - zo grievend was het mij aan de andere zij dat ik uw zeker vertrouwen op mijn aanneemen van den mij opgedragen post zou' moeten te leur stellen. Ik hoopte toen ik U schreef dat mijn stilzwijgen over het aanneemen of weigeren eenige twijffeling bij U zou hebben doen ontstaan. Had ik U mijn besluit met ronde woorden geschreeven zo zag ik uwen aandrang te gemoet om hetzelve te veranderen en ik kàn dit niet doen - daarom zweeg ik. Ik kan geen Repraesentant worden omdat ik geen Stemgeregtigde ben en dìt ben ik niet omdat ik de verklaringGa naar voetnoot3) niet gedaan heb en niet doen zal zo lang mijn welbedachte begrippen over geweetensvrijheid niet volslagen omgekeerd worden. Deeze verklaring heeft mij reeds in den voorleden winter eenen Finantieelen zo aangenaamen als voordeeligen post, in weerwil der drangredenen van eene Commissie wegens 't platte land benoemd om mij te polsen en eenen zeer pressanten brief van een der StedenGa naar voetnoot4) van 't quartier, bij ons doen weigeren gelijk ook een plaats in de Municipaliteit van het District van de Wildenborch. Ik weet niet of gij den Repraesentant StoffenbergGa naar voetnoot5), mijn' ouden braven en werkzamen Confrater, wat van nabij hebt leeren kennen - ik heb hem | |
[pagina 290]
| |
voormaals eens ampel en breed daarover geschreeven. Dit zeg ik U mijn geachte Neef en waarde Vriend om U niet op het vermoeden te doen vallen dat mijne denkwijs over het afleggen van geloofsbelijdenissen een zwarigheid is, opgeraapt uit inzien van den Last die een Repraesentant in de Nationale Vergadering moet drukken. Ik heb mijn brief rechtstreeks aan de Nationale Vergadering geadresseerd onder couvert van en geleide van eenige regels aan de Commissie tot de Credentiaalen op hoop dat de Missive in de Dagbladen zou' komen en mijne Committenten dus gezamentlijk van mijne redenen verstendigd worden - het spijt mij in den grond van mijn ziel dat ik hun vertrouwen niet beter vergelden kan. - Weet gij iets tot de plaatsing van mijn' brief bij te brengen zo doe het bid ik uit vriendschap’.... |
|