Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekend
[pagina 288]
| |
Aan den Burger Ter MaatGa naar voetnoot1).398. ter Wildenborch den 15 Mei 1796:Veelgeachte Medeburger,
Hoe meer ik door de sprekendste bewijzen van 's volks vertrouwen, inzonderheid door Uwe Missive en het vereerend aandringen van den Magistraat der Stad Doetinchem zou' worden opgespoord om, met ter zijde stelling van alle bedenkingen, den post van Gedeputeerde ter Finantie des Quartiers aantenemen, en mij tenminsten door mijnen goeden wil en oprechten ijver voor 't gemeenebest in 't waarneemen van denzelven dankbaar te bewijzen - zo veel te smartelijker valt mij de onmogelijkheid waarin ik mij bevinde, om, zonder de uiterste verwarring in den staat van mijne bijzondere zaken mijn verblijf in dit Jaar aan de Provintie te bepalen en eene Bediening te aanvaarden, welke geene telkens herhaalde en langduurige afwezigheid toelaat! In de eerste dagen der Revolutie door den wil des volks in het Provintiaal Collegie van Politie te Arnhem geplaatst, en genoodzaakt eene omslagtige Huishouding te midden der onrust van onmatige inquartieringen enz. zonder toezicht achtertelaten heb ik meer dan van één zijde aanmerkelijke verliezen ondergaan. Vervolgends mijn afscheid verkreegen hebbende en gereed om na het stellen van de nodige orde op mijn huisselijke belangen naar eene andere provintie te vertrekken waar de dringendste noodzakelijkheid mijne praesentie alstoen reeds vorderde wierdt ik tot Representant ten platten Lande benoemd en daardoor zo wel als door mijn verkiezing tot commissaris van den 50 penn. op nieuw zo zeer gebonden dat ik mij niet dan over eenige dagen eerst in staat zal vinden, om mij eindelijk voor een poos van hier te kunnen begeeven. Ik vlei mij dus, Medeburger, een en andermaal te veel opofferingen gedaan te hebben om niet veilig te durven verwachten zowel van de billijkheid der Stadsregeering van Deutinchem als van die des Volks in 't algemeen, dat mijn dringend aanzoek bij dezelven, om thands in het Stuk van bedieningen geene reflectie, op mijn persoon te slaan, zo gunstig zal opgevat worden, als mijne situatie het verdient. Na de eerbiedigste betuiging van mijne erkentenis en van het gevoel mijner verplichting aan den Magistraat van Doetinchem op het vriendelijkst van U | |
[pagina 289]
| |
verzocht te hebben bid ik U ook overtuigd te willen zijn van de achting en de oprechtheid der heilwenschen waarmede ik de eer heb te wezen
Veelgeachte Medeburger, Uw Zeerdienstvaerdige Medeburger A.C.W.S. |
|