Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekend
[pagina 285]
| |
VII
| |
[pagina 287]
| |
Aan den Burger ColenbranderGa naar voetnoot1).397. 7 Maart 1795:Burger praesident,
Vergun mij bij Dezen het ernstig verzoek te herhalen 'tgeen ik gisteren u voordragen mogt. Vertoon, bid ik, aan de Quartierlijke Vergadering van het volk van Zutfen hoezeer ik mij vereerd vinde door Derzelver ongezogte verkiezing tot het bekleden van eene plaats in het Commité van algemeen Welzijn, maar betuig ten gelijken tijd hoe diep ik het ontoereikend van mijne krachten voel om zo gewichtig eenen post te bekleden met voldoening aan die plichten die de wil des volks aan denzelven gehecht heeft, en hoe gelukkig ik mij zoude achten wanneer het vertrouwen thands door een te vleiende gunst op mij gevestigd zich door de Billijkheid tot eenig ander medeburger liet bepalen wiens rijper jaren en meerder oeffening in de Loopbaan van het Staatsbestuur hem eene geschiktheid boven mij deden bezitten om een post van zo veel aanbelang waerdig te vervullen’..... |
|