Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendAan Jan KopsGa naar voetnoot2).384. Arnhem den 30 Julij 1802:Staring vreest dat zijn benoeming tot lid van het Departementaal Bestuur niet best zal zijn voor de ontwikkeling van zijn plantkundige kennis. Hij wilde alleen uit de Flora bijnamen weren ‘die aanstotelijk waren’ en zendt nog een aantal nieuwe namenGa naar voetnoot3). | |
[pagina 276]
| |
StatistiekGa naar voetnoot1) moet beschrijven kent hij maar gedeeltelijk. Voor de onkosten zal geld beschikbaar moeten zijn. Van een andere kwestie luidt het: ‘Ik heb op mij genomen om zoveel mogelijk de verschillende consideraties in èèn rapport tesamen te smelten’. Hij is ontevreden over de regeering die den akkerbouw heeft verwaarloosd: ‘De Hemel geve dat de Koning vroeg genoeg opmerkzaam gemaakt worde op de uitwerking die de principesGa naar voetnoot2) onder het korte maar noodlottige Raadpensionariaat aangenomen moeten hebben op het eerste en edelste van alle bedrijven, zo wel in dit land als in andere!’ | |
386. [midden 1811]:Staring zendt een teekening van zijn kafmolenGa naar voetnoot3). ‘Maar de landbouw begint allengs geen droog brood te geven zo min als ander hanteeringen die van Douanier misschien uitgezonderd en de tot God schreeuwende ongeregtigheid der Gogelsche verponding zal er den lesten slag aan toebrengen!’.... |
|