Brieven (2 delen)

Aan Koning Willem I.

382. ter Wildenborch den 13 Aug. 1818:³⁾

Staring mag schrijven wat men Gelderland kan schenken ter vergoeding van het verlies van het Athenaeum; hij meldt nu dat door hem in 1817 een kanaal is voorgesteld (van Barchem door den Wildenb. in de richting van Zutfen) aan den President der Domeinen, men kon het toen met de belanghebbenden niet eens worden.

Hij zendt een uitvoerige memorie betreffende zijn plan⁴⁾.

3) Het antwoord van den Secretaris is bewaard.

4) In 1823 kreeg St. op een audientie toestemming om nog eens een memorie in te dienen. Hoeveel moeite St. zich voor rapporten, enz., gaf, blijkt al uit het begin van de memorie van 1818: ‘De menschelijke vlijt wekt inzonderheid eene genoeglijke belangstelling, wanneer dezelve, gelijk in Holland, Zeeland, Vlaanderen en Zwitserland, wordt ingespannen, om met de natuur te worstelen, en híér den ploeg te drijven beneden het waterpas der zee; dáár den wijnstok te planten op de helling van naakte klippen. Maar een gevoel van geheel anderen aard treft den beschouwer, als hij de naarstigheid morrend ziet kampen met beletsels, door blinde onbedachtzaamheid aan dezelve in den weg gelegd; als een aanzienlijk gedeelte van het vermogen des landbezitters en van de nijverheid des bouwmans, in plaats van dadelijk op den grond te werken, moet worden verspild, om eerst dien grond in zulken staat te brengen, dat dezelve bewerkt kan worden; hoezeer de natuur, aan de oorden waar dit geschiedt, den bewoner eenen zo moedbenemenden, dubbelden taak nimmer had opgelegd!’....

[p. 275]

383. 27 April 1833¹⁾:

Er kan heel veel land dat nu telkens (o.a. in 1829 en '30) overstroomt, gewonnen worden, de zucht tot ontginning gaat er uit. De kosten zijn het eenige bezwaar tegen het kanaal dat vroeger al noodig werd gevonden.

.....‘Was het niet, dat een ouderdom, die de zeventig jaren nadert, en een te houden levensregel, waaraan ik mede het vereerend lidmaatschap der Provinciale Staten heb moeten opofferen, mij gedwongen hadden, om het denkbeeld van eene reis naar 's Gravenhage te laten varen, zoo zoude ik mij persoonlijk tot Uwe Majesteit hebben gewend, om, voor zoo groote belangen, naar mijne zwakke vermogens te pleiten’.....

1) Er is een adres met 29 handteekeningen bijgevoegd en een Memorie tot toelichting; de kosten zullen ± f 160.000 zijn. In het najaar van 1830 was al een adres opgesteld en door enkelen geteekend, wegens den Belg. opstand werd het niet ingediend.