Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendAan John BowringGa naar voetnoot3).223. Wildenborch den 26 Aug. 1829:Mijn Heer,
Ik heb mij over de verschijning van uwe Batavian AnthologieGa naar voetnoot4) en Sketch of the lang. and literat. of HollandGa naar voetnoot5) zeer verheugd. Aan den eenen kant onze Naburen met de Neerlandsche Letterkunde meer bekend makend, zullen zij, aan den anderen, mijne Landgenooten opwekken, tot vlijtiger beoefening van het Engelsch; waarin UWEd. heeft doen blijken, dat de | |
[pagina 165]
| |
voortbrengsels der Nederlandsche Dichters, onvertaalbaar voor het Fransch, bijzonder gelukkig kunnen worden overgebragt. Deze uitbreiding van taalkennis zal onze Poëzie eenen schat van nieuwe vormen, en nieuwe stof ter bewerking aanbieden. Ik acht zulks voor dezelve van het hoogst belang. Bovenal ontbreekt haar thans verscheidenheid; indien mìj het oordeelen vrijstaat! ook heb ik, in mijne Nieuwe Gedichten, naar mijn gering vermogen, doorgaans eenen anderen dan den meest heerschenden, eenzelvigen, toon bij ons pogen aan te slaan, en vrolijke onderwerpen in min gebonden, en den verstrant van Vondel en Huygens houdende, maat behandeld. Algemeene goedkeuring heb ik evenwel daarmede niet behaald! ik heb voor Aristarchen te regt gestaan, die vruchteloos bij mij naar een hart, en wat zij hemelval noemen, gezocht hebbenGa naar voetnoot1) en vermoedelijk de volgende regels uit Milton zouden lezen, als of de rust en nadruk vielen waar ik dezelve heb aangeduid: chariòts and fla - ming arms, and fiery steeds
Reflecting blaze on blaze, first met his view:
War hè perceiv'd, war ìn procinct etc.Ga naar voetnoot2)
Mijn Boekje wordt UWelEd. bij dezen, gulhartig aangeboden, als een blijk van belangstelling in UWelEds zoo verdienstelijken, letterkundigen arbeid’Ga naar voetnoot3)...... |
|