Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendAan J.L. Nierstrasz Jr.Ga naar voetnoot2).210. Wildenborch den 3 October 1826:Weledele veelgeachte Heer
Een gelegenheid waarop ik wachtte om UWED. voor deszelfs vriendelijk geschenk schriftelijk dank te zeggen is niet verschenen, ik kwijt mij dies, door dezen, met de post, van mijne verpligting. Met het uiterst genoegen heb ik UWEDs DichtstukGa naar voetnoot3) gelezen. Hetzelve wekt de belangstelling dubbel op, en door het onderwerp en door deszelfs behandeling. De taak was niet gemaklijk in der daad, om verscheidenheid te brengen in een verhaal van gebeurtenissen die zo gelijksoortig schenen. | |
[pagina 158]
| |
Hartelijk wensch ik UWED. geluk van daarin zo uitnemend geslaagd te zijn. Men kan de uitvoerigheid waarmede de scheepstoneelen bij een zo vlot gebruik van de zeevaartskunstwoorden, door UWED. zijn geschilderd niet anders dan bewonderen. Deze toneelen geven ook een geheel eigen karakter aan het Dichtstuk. Het werktuigelijke der verzen zet tevens aan hetzelve eene levendigheid bij die overal maar in 't bijzonder hier wél geplaatst is. Wij hebben UWED mede dank te zeggen voor de belangrijke Aantekeningen en voor de Afbeelding van den edelen Naerebout. De pers van de Heren Enschedé verdient groten lof - schoon er hier en daar een kleine Drukfout aan hunnen Correcteur moet ontsnapt zijn! Het gewone kruis van allen die in ons Land iets laten drukken! Met één woord de Heer Nierstrasz heeft zich door zijnen Frans Naerebout, als mensch als Dichter en als Nederlander verdienstelijk gemaakt en ik moet nogmaals herhalen dat ik denzelven opregtelijk dankbaar ben voor zijn gedicht dat - buiten den schenker zelven voor mij geen aangenamer brenger konde hebben dan de Heer BeijermanGa naar voetnoot1), wiens kennis het mij hoogst aangenaam was verder te mogen maken. Ik beveel mij UwerWelEds veelgeschatte vriendschap aan en heb de eer met bijzondere achting te verblijven | |
211. 24 Septbr. 1827:‘Mijn veelgeeerde Vriend’
Staring dankt voor het geschenk van Nierstrasz' gedichtenGa naar voetnoot2). Hij prijst ze: ‘Onder de kleinere stukjes geviel mij bijzonder het toegezongene aan den Heer van Reesema bij zijn tweede Huwelijk; en, onder de kleinste: “'t Ontslapen kind aan zijn Vader”, hetgeen waarlijk een Meesterstuk van naïveteit en ongekunstelde korrectheid mag worden genoemd!’..... .....‘Ook onder de andere zijn aardige gedichten’. ‘Ondertuschen levert mijne Boeren-Muze, die van kortswijlen houdt, bij hare ernstiger stedelijke Zuster te Rotterdam een protest in, tegen de stelling (in de Lijkhulde): dat stichting het eigenlijk Doel der Poësie behoort te zijn. Ontstichten behoort zij zeker niet te doen; maar mij dunkt, haar veld staat zo ruim open als dat van de Schilder- en Beeldhouwkunst? - Ik had niet te min liever Klopstocks korte Ode: “Dem Unendlichen”Ga naar voetnoot3) gemaakt dan het lange vertelsel “Die durch den Teufel bestrafte Sibylle”Ga naar voetnoot4) hoe geestig | |
[pagina 159]
| |
ook, en hoe waardig om door een Bilderdijk vertaald te wezen; en ik durf hopen, dat deze inruiming van de hoger hand aan den Ernst mij toegevendheid bij U zal doen vinden mijn geëerde vriend voor den dominanten toon in mijne Nieuwe Gedichten, die Immerzeel U zenden moet of reeds gezonden heeft’..... |
|