Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendAan Mr. Rhijnvis FeithGa naar voetnoot2).170. [Eind 1784 of begin 1785]:Wel Edele Hoogstgeachte Heer!
Vergun mij dat ik U met een paar woorden over de ingeslootene stukjes lastig valle. Mijn oogmerk in het eene was om door de verschillende maaten, zo wel voor het oor, als voor de gedachten, vrolijkheid, ernst, zagte melancoliesche gevoeligheid, aandoening, en heftige wilde ontroering uittedrukken - moogelijk vraag ik wat veel dat ik een vaers van zulk eenen zonderlingen aart het genootschap aan durv bieden - men moet meer talenten als een eerstbeginnend rijmer bezitten om iets geheel ongewoons ingang te doen vinden, maar de toegeevenheid waarmede mijne voorige zwakke producten ontvangen zijn doen mij hoopen, dat, keurt men dit al niet voor goed, men evenwel mij zal kunnen vergeeven dat ik rukelooz geweest ben om zo iets te onderneemen. Het is hetzelvde dat ik laastleden zomerGa naar voetnoot3) de eer had aan de vergaderde | |
[pagina t.o. 104]
| |
A.C.W. STARING.
Naar een potloodportret door Bolomey (1786). | |
[pagina 105]
| |
Heeren Leden van het hoogst geeerde Genootschap voor te leezen. Wat het tweede stukje betreftGa naar voetnoot1). - Mogelijk is de rijm van top en op die er 2 maal in voorkoomt niet geoorloovt? - is dit zo, dan zou het dus kunnen verandert worden. De andere regels die zijn in mijn ooren duizend maal beter, en schijnen mij meer met het overige van het vaers overeentestemmen. | |
171. [Najaar 1785]:Wel Edel Gestrenge Heer!
Zal ik mij dan moeten vergenoegen met U geduurende 5 minuten gezien en 10 woorden uit Uw mond gehoord te hebben! Deezen zomer ben ik in den Haag geweest om de vergadering van het Genootschap bij te woonen; ik dacht zeker U daar te zullen vinden - dit was een der voornaamste redenen van mijn overkomst in Holland! - helaas, mijnheer, gij waard er niet! Over eenigen tijd sprak ik den Heer praeceptor KnoopGa naar voetnoot2), die mij zeide U te Harderwijk te verwagten - ook deeze hoop is te leur gesteld, en nu moet ik mij vergenoegen met U schrivtelijk Uw oordeel over de ingeslotene stukjes te vraagen - het vertrouwen op Uwe goedheid en Uwe vriendelijkheid daar ik reeds, schoon onverdiend, zulke doorslaande blijken van ontvangen heb mijnheer! doen mij deeze vrijheid neemen. Deezen zomer mij weer met eene levendige maar zagte aandoening mijne Ziekte van het voorledene jaar en mijne zo gelukkige, zo onverwagte herstelling te binnen brengende maakte ik het klijne vaersje onder den Titul Naa eene zwaare krankheidGa naar voetnoot3) in eenen eenvouwigen trant die ik nog niet beproevt had - ik verzoek er ten sterks ten uwe recensie over, mijnheer! Zo het naar uw oordeel niet geheel mislukt is, zal het mij een dankbaar gedenkteken van mijne redding zijn, voldoet het U niet dan bezit ik moeds genoeg om het met mijne overige prullen wegtesmijten. Mijne lange rijm onder den naam van Rijnoud en AdaGa naar voetnoot4) verbeeldt eene Romanze te zijn. - Het is noodzakelijk dat ik U dit zeg, mijnheer! - Het is mijn eerste stap in een onbekend veld - Uwe Romanzen, en die van MonerifGa naar voetnoot5) zijn de eenigsten die ik ooit geleezen heb - dus is het een toe- | |
[pagina 106]
| |
val zo ik den smaak het allerminst getroffen heb - ook vraag ik geene uitvoerige recensie van uwe goedheid Mijnheer - dit weet ik zelv wel dat U te veel tijd zoude kosten - het stukje is in het midden der drooge, doorre studie der rechten opgesteld - het draagt er de tekenen van - doe mij het vermaak Mijnheer om mij met een paar woorden de groovste fauten in de samenstelling op te geeven, zo er iets goeds in is, en zeg mij bid ik of gij mij raaden zoudt ten 2de maale iets in dien aart te beginnen. - Uw stilzwijgen zal mij een afkeurend antwoord zijn - en ik zal mij weêr der moeite getroosten - per aspera ad astra! Met welke eene vreugde heb ik het 2de deel uwer brieven ontvangen, Mijnheer! - Zo veel licht, zo veel waarheid over alles verspreid! ik voeg met eerbied mijne dankbetuigingen bij die van het vaderland. Die lieve eenvouwige regels onder het vreedsaame (hoe zal ik het best in 't neerduitsch noemen!) 6de plaatje uit den Wandsbekker BodeGa naar voetnoot1) wat hebben ze mij geroerd! - o ik ben geheel vriendschap voor dien vrolijken Bode - beantwoort het overige van zijne schrivten aan dit staaltje, en raad ge mij om die te koopen mijnheer - weez bid ik ook zo goed om mij te zeggen welke werken van Wieland het Beste voor mij zouden zijn om mijn smaak te vormen en te gelijk eene aangename Lectuur te hebben - de Hoogduitsche overzetting van de toneelspelen van Shakespear te Manheim in 22 deelen uitgegeeven, mag ik daar ook uw oordeel over vraagen, - zo die goed is zal ik ze mede ontbieden, want schoon ik al Engelsch leerde, vreez ik evenwel nooit zo ver er in te zullen vorderen om dien schrijver in 't oorsprongelijke te kunnen leezen. Duizend, duizend dingen had ik U nog te vraagen, Mijnheer! - o over alles! - ik heb hier zo niemand - zo geen vriend, geen leermeester die mij mijne feilen kan aantoonen en mij op den weg helpen. - Mijn ziel verheft zich zo alleen bij 't leezen van Klopstok - zo alleen smelt mijn hart weg voor het warme gevoel van dien Besten, menschlievenden, beminnelijken CronegkGa naar voetnoot2) die boven alles mijn halzvriend is - en die eenzaamheid valt mij zo onverdraaglijk hart - maar ook zij dient mij, om mij niet geheel door den stroom van mijne bijnaa onverwinbaare drivt voor alles wat poësij betreft van voor mijne juridische ankers te doen wegdrijven. | |
[pagina 107]
| |
172. [Dec. 1785]:Harderwijk den..... WelEdele gestrengen Heer!
Neen! dit is misbruik maaken van uwe goedheid! - Gij schrijvt mij zulk eenen lieven, vleienden briev - gij klaagt er in over de bezetheid van uwen tijd - en daar koom ik al weder met mijne deunen U lastig vallen - Ik verontschuldig mij niet, mijnheer! - maar ik weet aan welk eene zijde ik uw hart aanvallen moet. Sedert een week bevind ik mij niet wel en ben genootsaakt treurig alleen in huis te zitten - wat zou ik doen? - in het Corpus Juris studeeren? - een goed verstoppend middel door zijne droogheid, maar dat had ik nu juist niet nodig - rijmen dan! - daar ging het heen! - eerst een Alcaicum op de nabuurige Klok! Een Alcaicum op een klok? Ja, mijnheer en dat wel zeer ernstig! dus was den aanhev Hoor welke galm! - Spreek, is dit o Eeuwigheid
Niet uw triumphtoon, daar ge den tijd verwon
En van den hoogen berg der jaaren
Weder dit uur, in uw afgrond plofte!
Of, bleeke dood! of klinkt dus uw sikkel ook
Als gij ze toornend ons ten verderve scherpt
Zult ge ook in weinig oogenblikken
Mijnen verstervenden bloemknop maaien!
& & &
ongelukkig bleev het onvolmaakt, ook stootte het wat, een wensch naar het landleeven (mijn gelievde droom)Ga naar voetnoot1) nam de plaats in, en dit eindelijk moest wijken voor de ingeslotene Romanze die schielijk, ongewoon schielijk afgemaakt was want mijn ziel scheen er mij door de stilte van mijn kamer, het fluiten, van den wind door mijn tochtige deur etc. etc. zo volkoomen als ooit toe gestemt. Mij dunkt ik was weder halv gezond toen dit pak van akelige gewelvenGa naar voetnoot2) enz. van mijn hart af was - en zo gij nu mijnheer, dit pak eens in genade aannam, o dan was ik dunkt mij geheel hersteld. - Ik haast mij om geneezing te vinden - in hoop dat gij uit menschenlievde mij die wel zult willen geeven. Goedkeuring of afkeuring 't is altijd een genezing! Hoe dankbaar ben ik U, Mijnheer, voor Uw antwoord op mijnen voorigen | |
[pagina 108]
| |
voor uwe gunstige aanmerken, en voor uwe verbeteringen, veel, oneindig veel ben ik U verschuldigt! - weez verzekert dat ik dit ten volsten gevoel. Is geweldig voor geweldadig goed, mijnheer? - anders weet ik geen ooren te zetten aan den regel Van mijn geboogen steng medooglooz afgereetenGa naar voetnoot1).
| |
173. [begin 1786]:Wel Ed Gestr. Heer!
Ongelukkig de man van Genie die tegelijk een mededoogend hart ronddraagt! van alle kanten word [hij] aangevallen. Hij wagt elke aanwijzing lijdzaam af - men misbruikt zijne lijdzaamheid. Uwe vriendelijkheid deed U mijne brieven leezen, mijne eerste proeven met geduld naazien en zelfs met uwe aanmerking vereeren, en nu, stouter geworden door uwe toegeevenheid koom ik daar met een geheele dragt aan! Ja, mijn lieve Mijnheer Feith, als gij het mij toestaat zo te spreeken - gij zelve zijt er wel zo wat de reden van - hebt gij niet de onvoorzigtheid gehad (ik moet de dingen zeggen zo als zij zijn) om aan een Rijmer van nog geen 19 jaaren te schrijven: gij moet uw stukje zeker uitgeeven? - Nu, dat was immers zo veel gedaan als hem de uitgeevzugt zo met een emmer in te storten - ook is er geen droppel van de dosis verlooren gegaan - knap kwam het denkbeeld op om bij dat stukje, nog een stukje, en nog een stukje te voegen, en er dus een bundeltje van te maaken. - O die miserable begeerte om zijne droomerijen aan Jan en alle man voor te dreunen! - Ja, mijnheer Feith heeft mij op hol geholpen, Hij ook is alleen in staat om mij met de 3 zeer toverkragtige woorden: doe het niet weer in postuur te helpen. Veel wilde ik niet doen drukken - de 2 Romanzen maar zo gij ook deezeGa naar voetnoot2) goedkeurt, mijnheer en nog een stukje. 8-9, alles en alles zo eene 50 pag. uitmaakende - niets zoude er inkoomen als hetgeen door U of het Genootschap was goedgekeurt - 1 a 2 klijne stukjes uitgezonderd die ik U niet durv zenden om mijne lastigheid niet te vermeerderen. Immers mag ik wel wat doen drukken dat reeds door de proev. van poet. meng, bekend is - en ook wel stukjes door 't Genootschap goedgekeurd en niet uitgegeeven. Van de ingeslootene gedichtjes verzoek ik U, Mijnheer! alleen de Romanze en mijn WenschGa naar voetnoot3) met eenigen aandacht na te zien de andere heb ik alleen | |
[pagina 109]
| |
er bij gevoegt omdat ik gaarn weeten wilde of zij den drukinkt waardig waaren - zijn zij het niet, dan wil ik van uwe goedheid niet vergen om ze nauwkeurig na te zien - De versmaade lievdeGa naar voetnoot1) is, geloov ik, mijn beste stukje niet, maar, een ander moet dit beoordeelen, is het niet nogal natuurlijk? drukt het niet nog al wel, zelfs door de eentoonigheid, een wezentlijke smart uit? - Zo ja, o gaarn wilde ik [het] dan bij de andere voegen! - zo neen, dan moet het er zeker niet in, al was het ook een meesterstuk van vinding, een waarde evenwel die er bij louter ongeluk aan zou gekoomen zijn, want ik betuig dat ik er niet op gepennekauwt heb en mij dunkt dat is er ook vrij duidelijk in te zien. Dat aan Meester HijnGa naar voetnoot2), wreekt mij zo wat aan de rechten voor de naare oogenblikken die zij mij dikmaal doen slijten - Hoe mij die gekke inval in het hoofd kwam weet ik zelv niet - het zou het eenige in zijn soort zijn, zo het vertoonbaar waare. | |
174. Wildenborch den 23 Maart '22:Ontvang de opregste dankbetuiging, mijn veelgeëerde Vriend voor het welkom geschenk van uw DichtwerkGa naar voetnoot3), en tevens voor het hartelijk bewijs van uwe onverkoelde vriendschap en uw minzaam aandenken. In den afgelopen nawinter had ik de Eenzaamheid oppervlakkig gelezen, eensdeels wegens treffende huisselijke omstandigheden: - de ziekte en het verlies van een Schoonzoon, de min gunstige staat van de gezondheid zijner weduwe en de scheiding van een geliefden Zoon die de loopbaan van zeeman is ingetreden en ten anderen door overkropping van allerlei hoogstprozaïsch werk. Thans, bij geschikter geestgesteldheid en iets meerder tijd heb ik mij nog eens vergast op de ontvangen schone vrucht van uwe Muze. Naar mijn gevoelen is waarlijk de zeventigjarige grijsaard in deze versen niet zigtbaar. Doch waarom zoude hij ook zichtbaar moeten wezen? Voor Treurspeldichters alleen is geloof ik het dóórwerken op zekere jaren in de meeste gevallen, niet zonder bedenkelijkheid - maar anders is het toch wel de kastalische Bron de ware Fontaine de jouvence. Als Plaatsen welke mijn aandacht meer bijzonder hebben getrokken moet | |
[pagina 110]
| |
ik noemen: de Lofspraak op den enigen Cats! blz. 26 - blzn. 30, 66, 68, 70, 71, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 111. Geheel van goud zijn die drie regels ‘De Liefde ontwierp zijn lot’ enz.! De melding van BilderdijkGa naar voetnoot1) kwam mij voor met betrekking tot den schrijver óók ene schoonheid in uwe voorrede te zijn. Hoe gaarne zoude ik eens met u spreken over de twede bladz. van diezelfde voorrede, over de hoogte waarop wij staan, over onze taal, haar waarde en haar [?], over sommige dichtmaten en sommige vrijheden, over de dorre plaatsen in onzen Letterkrans, over onze kritiek! Ja! waarover al níét! Maar mijn waardige Vriend telt zeventig jaar, en ik ben, op mijn vijf en vijfstigste, in spijt van mijn buitenmans leven door een allerlastigste vatbaerheid voor roos en verkoudheid in het hoofd, uit een kluizenaar zo goed als volslagen een onuitbolsterbare (inenucleabilis, zie daar twee vliegen in eene klap een nieuw Neerlandsch en latijnsch woord!) schildpad geworden. Hoe ik dies aan de vervulling van mijn wenscli zal geraken, zie ik vooreerst niet in! Maar wie weet! Blijft het aanhoudend zo nat dan raak ik misschien met den Wildenborch vlot, drijf den IJssel af en kom door het Nieuwe Kanaal voor Zwolle te land. Doof voor het verwijt, mij in een RecensieGa naar voetnoot2) gedaan, dat ik zulk een ingekankerde Geldersman ben, heb ik in 't begin van den winter mij door een Romanse en Vertellingbui laten medeslepen en vier stukjes achter malkander gemaakt, die elk een voorval uit onze Geldersche Historie tot onderwerp hadden. Van de twee minst ernstige heeft er een in de Letteroefen.Ga naar voetnoot3) en een in de RecensentGa naar voetnoot4) gestaan maar gebrekkig afgedrukt. Had ik maar meer tijd durven opofferen het was er niet bij gebleven, onze PontanusGa naar voetnoot5) toch is een goudmijn en ik wil op míjn straat schrobben zo als zij te Amsterdam en te Rotterdam op de háre doen! Men moet óverál zo wat schoonmaken dunkt mij. Raakten de Vriezen eens los! in hunnen hoek zit gewis onuitputtelijke stof tot het leveren van Bijdragen voor een Nederlandsch Romancero general. Vaarwel, mijn zeer geeerde vriend. Geniet nog lang een gezegenden ouderdom en wees verzekerd dat mijn erkentelijk hart nog in allen opzigte hetzelfde is als gij 't hebt leeren kennen voor ruim dertig jaren. |
|