Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendAan Mr. J.H. graaf van RechterenGa naar voetnoot5)167. 10 Novbr. 1830:Hooggeboren Heer, Ik heb bij den Heer van Verwolde aangevraagd naar een Nommer van de Bibliothèque Universelle van dit jaar waarin voorkomt een artikel ge- | |
[pagina 98]
| |
titeld ‘Pensées (of idées) de Lichtenberg’Ga naar voetnoot1). Gaarne zoude ik dit Nommer nog voor een enkelen dag weder in handen hebben gehad, maar hetzelve was nog niet op Verwolde gekomen.’
Staring vindt met v. Rechteren dat de schutterij van het platteland in een vestinggarnizoen moet geoefend worden ‘maar het komt mij voor dat het Reglement voor de schutterijen ten platten Lande de zaken veel te ver drijft wanneer deszelfs geest in der daad mogt eischen dat WeduwnaarsGa naar voetnoot2) met nog jonge kinderen buiten hunne gemeenten zullen dienen en toelaten mogt, dat schoolmeestersGa naar voetnoot3) als vrijwilligers hunne scholen verlaten om insgelijks te doen. De Maatschappij schijnt mij dusdoende zich te vernietigen terwijl zij voor haar behoud opstaat’..... Brants en z'n koetsier zijn opgeroepen, de schoolmeester in Vorden is vrijwillig gegaan, waardoor ‘het onderwijs van een aantal Kinderen dat in den besten opgang was gekomen’, zal moeten stilstaan. Het Reglement drukt meer op den buitenman dan op den stedeling. St's knecht zal ook moeten uittrekken. ‘In 't algemeen zoude ik aan een onvrij man zo lang hij zulks verkoos te blijven stemregt noch wapenregt toekennen, maar zou' hem een bij d rag in geld voor de schutterijen laten betalen’..... St. schrijft nog over den strijd met België en de ‘Belgische Bandites’. |
|