Brieven (2 delen)

Aan Professor Blumenbach¹⁾.

163. Wildenborch den 2 van Grasmaand 1821:

‘Göttingen, met het onderwijs en de vriendschap, aldaar voor vier en dertig jaren door mij genoten, zijn mij onvergetelijk. Ik wenschte, dat bijgaande kleine verzameling van mijne gedichten zulks mogt bewijzen, en durf hopen, dat mijn hoogstgeëerde, voormalige, Leeraar Blumenbach wel eene plaats aan dezelve zal willen verschaffen in de Akademische Bibliotheek. Kunnen zij niet weezenlijks bij dien Letterschat voegen, zij zullen dan ten minste van mijnen hartelijken dank getuigen.

Bij den opregsten wensch dat het den Heer Blumenbach en den zijnen bestendig welga voeg ik de verzekering der bijzondere hoogachting met welke ik de eer heb mij te noemen

Zijn WelGebs Hooggeleerds zeer gehoorzame

en verpligte dienaar,

A.C.W. St. v.d. Wildb.

Het zal mij ten uiterste aangenaam zijn, om, door een enkel woord, met de post, van den ontvang dezes onderrigt te worden.

1) J. Fr. Blumenbach (1752-1840), bekend natuur-historicus, Prof. in de Medicijnen te Göttingen; hij was een der eersten, die college gaf in anthropologie en vergelijkende anatomie. Uit dezen brief zou men opmaken dat hij Nederlandsch verstond.