Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendAan Mr. J. WeertsGa naar voetnoot2).161. Wildenborch den 1 Julij 1822:Mijn waarde Vriend,
Mijn Pen is weinig in staat om uittedrukken hoe zeer ik en alle de mijnen zijn getroffen door het ongeluk dat U en de lieve Moeder van de u ontrukte KinderenGa naar voetnoot3) is overkomen. Ik ben zelf Vader en heb ook sterfelijke Kinderen die aan de twintig jaren onder mijne ogen opgewassen, geen gering deel uitmaken van het geluk mijns levens; het valt mij dus niet moeilijk om | |
[pagina 95]
| |
mij de grievende aandoening van uwe ouderlijke harten voor te stellen! Wat anders zoude zulk een smart kunnen lenigen dan de herinnering van de goede hoedanigheden waardoor de Kinderen die gij beweent u beiden zo dierbaar geworden waren, en het troostend gevoel dat deze banden van liefde dezelfde zijn die ook de betere waereld met deze zamenknopen en een zalig wederzien voorbereiden. God geve u, met de bedrukte Moeder en alle de uwen dien enigen troost mijn lieve Weerts. Dit wenschen met mij mijne hartelijk deelnemende Vrouw en onze Kinderen.
Uw opregte Vriend. | |
162. Wildenborch 17 Julij '22:Staring schrijft dat hij diep getroffen is door het bericht van den dood van Weerts' achtjarig zoontje. ‘Het behage de algoede God U beide, na een zo treffend gemis, allengs, door het besef van den schat, welke gij overhoudt, weder vatbaar te maken voor het genot van dit leven’..... |
|