Timbre de Cardone(1618)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Seste Handelingh, vierde wtcomst. Fenicie met een Brief in haer handt. ACh hoe ben ic verblijt mijn hert springt op en neder Na 'tlyen comt de vreugt, na t'regenen 'tschoon weder Hier heb ic nu een brief ghecregen van mijn Vaer Dat mijn onnooselheyt ghemaeckt is openbaer Nu dank ic u o Godt voor uvve milde gaven Die gh' in de schat-kist hebt van u Ghenaed begraven, Mijn Vader schrijft nu voort hoe dat de Grave hem Heeft schriftelijck belooft dats meer als met de stem Dat noyt geen ander lief plaets in sijn hert sou bouvven Die hy tot sijn ghemael oft echte vrou sou trouvven Als dien, die hem mijn Vader gheeft so dat hy can Gelijc mijn Vader schrijft noch vvorden vvel mijn man O Hemel vvat een vreucht ghevoel ic na mijn lyden VVat is dit voor mijn Ieucht een onverwacht verblyden Tis nu int derde Iaer dat ick hier heb ghevvoont En heb in al den tijt noyt bly ghesicht ghetoont Iae nauvvelijcx een mensch ghesien, als juyst de gheene [Folio I1v] [fol. I1v] Die om mijn ongeval my quamen helpen vveenen Maer nu is al mijn druck en mijn lyden niet Nu is in groote vreucht verandert mijn verdriet Ach hoe verlanght mijn hert, mijn ooghen om de ghene Te sien die met my sal noch eyndelijck vereenen O Timbre mijn vermaec mijn lieve Bruydegom Hoe vrolijck sal ick zijn als ic u sie vveerom Nu vvil ic van dees saec de blijd vvtcomst verbeyden En ondertusschen my na luyt des briefs bereyden. Vorige Volgende