Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 136] [p. 136] Aen de Jonghmans. IN 't Klossen heb ick groote vreught, Als part hy tot het Klossen deught: Al treck ick schoon geen groot gewin, Het scheelt my niet, is 't meer of min, Mijn Hert van vreughden is vermaackt, Wanneer mijn Kloot maar Beugel raackt. Aen de Dochters. OP 't klossen ende kegel-spel Versta ick my te lijdigh wel, Ick stel de Beugel altijdt voor Soo raack een aar wel in of door: Doch dan (het welck verheught mijn Hert) Sijn Kloot van my geslagen werdt [pagina 137] [p. 137] Vorige Volgende