Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Aen de Jonghmans. ICk sag wel gaarn een moye Meydt, Maar doch ten eersten uyt geseydt, Daar is al vry wat dat mijn schort, Mijn strijck-stok die is veel te kort, En schoon wy wandelen na de strandt, Ick kan niet blussen haren brandt. Aen de Dochters. AL schijn ick kleyn, 'k ben 's Morgens vroegh, Vry voor een man noch groote genoegh: Niemant sal klagen over my, Als wy t'samen leggen zy aan zy: Ick sal hem geven werck als vlas, Uyt mijn brave goochel-Tas. [pagina 97] [p. 97] Vorige Volgende