Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] Aen de Jonghmans. MYn hert is binnen soo gewondt, Dat ick schier nimmer ben gesondt: De Liefde heeft my soo geraackt, Dat my mijn hert steedts brandt en blaackt, Ick loop, ick ren, och arme Man, My selven niet genesen kan. Aen de Dochters. ICk voel geweldigh in mijn Hert Een over-groote Minne-smert; Dat nu maar quam een huys Gesel, Met sijn Tuyghje sicks en wel, Ick liet hem stooten in de Veel, Tot dat ick hadt mijn rechte deel. [pagina 93] [p. 93] Vorige Volgende