Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] Aen de Jonghmans. EEn Peeckel-Haringh wel geroost, Is 't geene dat mijn hert vertroost, Wanneer ick iemandt door den Dranck Wil haastigh helpen van de banck; Ick draagh het hoofje in mijn Tas, En suygh daar aan, als 't komt te pas. Aen de Dochters. VAn herten ben ick seer verblijdt, Wanneer weer komt die soete Tijdt, Dat 'k met mijn Liefjen in het groen Een blancken Haring af mach doen: Want hoe het gaat, de Straat is mijn, En 't witte Buyckje blijft voor sijn. [pagina 91] [p. 91] Vorige Volgende