Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] Aen de Jonghmans. GElijck het Vercken altijd wroedt, Soo doet mijn Hert om 't Aardtsche goedt; Ick ben steeds besig in mijn Huys, En kom niet eens in Kerck of Kluys: Al heb ick 't goedt in overdaadt, Mijn hert sich niet genoegen laat. Aen de Dochters. ICk ben het Vercken seer gelijk, 'k Wroet altijdt met de Neus in 't Slijck: Mijn Hert dat snackt na 's Wereldts goedt Gelijck een Visch na 't Water doet: En hoe ick loop, en hoe ick ren, Ick nimmermeer verzaadt en ben. [pagina 79] [p. 79] Vorige Volgende