Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Aen de Jonghmans. HEer wat een schralen Vent is dit, Siet eens hoe dat den droogert sit, Sijn hert is wel vol prachts en praal: Maar op sijn Tafel is 't te kaal, Met Zout en Broodt den armen bloedt Sich dagelijcks verblijden moet. Aen de Dochters. WEgh nauwhert, jou van hier versiet, Mijn soete Truy jy dient men niet: Ick heb al garen wat gesmoock, En ghy meught qualijck sien den roock, Ick sie mijn lust geern op den Dis, En jou hert daar verveert van is. [pagina 21] [p. 21] Vorige Volgende