duidelijk, waarom bij deze melodie de wijsaanduiding in de Lusthof achterwege bleef, waardoor nog in een publikatie van 1950 (E. Rebling: Den lustelycken Mey, p. 99) deze ‘zeer eenvoudige, maar krachtige melodie’ aan Vredeman kon worden toegeschreven. Nr. 3: ‘Mijn troost mijn hart’ heeft zóveel gemeen met Dowlands eerste Lachrimae-pavane, dat men op zijn minst aan zeer sterke ‘inspiratie’ daardoor moet denken. Zo blijven over: de nummers 1, 2, en 5 (al lijkt ook 2 van Engelse afkomst); zouden ze van Vredeman zijn, dan heeft hij met deze melodieën eer ingelegd en zich een knap musicus betoond.
Van 4 wijsaanduidingen tenslotte was de bijbehorende melodie tot nog toe niet te achterhalen; het zijn:
1. Ick ben tot Amsterdam gewesen (voor ‘Wel soete hartje’)
2. De Engelsche falala (voor ‘Want suykerde wyn loopt soetjens in’)
3. 't Schaep dat voer naer Alleckmaer (voor ‘Flus was onse Truy’).
4. Wy twee syn hier alleen (voor ‘Wat drommel voel ick hier’).
De aanduiding ‘Engelsche falala’ is (voor óns en nú) zo vaag, dat men zich daar zonder nadere aanduiding geen bepaalde melodie bij kan voorstellen; talloze Engelse liederen uit die tijd hadden een falala-refrein, waarnaar ze ook wel ‘Ayres or Falalas’ werden genoemd. Doch ook Italiaanse Balletti (Gastoldi, b.v.) kenden zo'n falala-refrein, reden waarom (waarschijnlijk) hier uitdrukkelijk van Engelsche falala wordt gesproken. Men vindt deze wijs reeds voorgeschreven in Wellens' ‘'tVermaeck der Ieught’, Franeker 1617 (eerste druk 1612) en in een verzameling ‘Engelische Comedien und Tragedien etc’ van 1620 (zie Brouwer, o.c. p. 88); in de eerstgenoemde bundel vindt men ook aangegeven ‘Wy twee zyn hier alleen’, terwijl de tweede ook ‘Zu Amsterdam bin ich gewesen’ (Ick ben tot Amsterdam gewesen hu hu) vermeldt (zie Brouwer l.c.). Voor nr. 3 vinden wij bij Bredero enige aanhalingen.
Voor deze nieuwe uitgave van de ‘Lusthof’ werden niet alleen die melodieën opgenomen, die in de uitgaven van 1621 en 1634 voorkomen, doch tevens alle andere voor zover ze door hun wijsaanduiding te achterhalen waren; zoals gezegd, was dit bij een viertal niet mogelijk.
Ten behoeve van een voor de stem gunstiger ligging werden enkele melodieën getransponeerd, hetgeen dan steeds ter plaatse is vermeld.
Voor het overige zij verwezen naar de aantekeningen bij de melodieën zelf.
Marie Veldhuyzen