Friesche lusthof
(1966-1967)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
[100] Trouw-DichtTer eeren Ir. Menno Houwarda van Mekkama, Ende Iuffr. Lucia van Feytzma.Ga naar voetnoot*So d' oude Plato selfs (die met sijn wyse redenGa naar voetnoot1
Vermaenden elck een om in deughdens spoor te treden)Ga naar voetnoot2
In sijn Symposio, op 't Avondmael verhaeld,
Daer hy des liefdes lof op 't loffelijckst afmaeld,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Heeft in de Gulden Eeuw, in d'alder-eerste daghen,
Het ende-loose rond op synen kruyn gedraghen,Ga naar voetnoot6
Een wonder vreemd geslacht van Menschen: daer men nietGa naar voetnoot7
Op dese tijd van hoord, en noch veel min van siet.Ga naar voetnoot8
Sy waren allegaer seer kluchtigh in haer seden,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En enckel in verstand; maer dubbeld in haer leden,Ga naar voetnoot10
Sy hadden in de kop vier ooghen, en daer by
Vier ooren aen het hooft, vier armen aen de sy,
Vier beenen onder 't lijf: op 't alderkortst beschreven,Ga naar voetnoot13
Al 't gene de Natuer ons enckeld heeft gegeven,
15[regelnummer]
Dat gaf sy dubbeld haer, sy waren Man en Wijf,Ga naar voetnoot15
Twee deelen aen een rif, gehecht met siel en lijf;Ga naar voetnoot16
Dees Menschen waren groot, ia sulcke stercke gasten,Ga naar voetnoot17
Dat sy noch op de Go'on, noch op den donder pasten,Ga naar voetnoot18
| |
[pagina 162]
| |
[101] Sy leefden na haer lust, ia wilden met geweldGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
De Goden in haer throon niet laten ongequeld,
Maer sochten hand aen hand (gheklommen op de bergen,
Ghelijck de Reusen de'en) haer tot een stryd te tergen,Ga naar voetnoot22
Om door haer stercke kracht, en overgrootsch gemoet,Ga naar voetnoot23
Den Hemel met de Go'on te rucken onder voet,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Dit sach de Donder-Godt, doch met geen goede oogen,Ga naar voetnoot25
Dies sprack hy gantsch versteurt: ô Go'on! dit wil niet dogenGa naar voetnoot26
De Menschen grootsch en dwaes, die hebben in de sinGa naar voetnoot27
Den Hemel op een nieuw met kracht te nemen in.Ga naar voetnoot28
Wat sal ick daer op doen? haer met den blixem schieten?Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En maken haer geslacht geheel end' al te nieten,Ga naar voetnoot30
Ghelijck ick eertijds die vervloeckte Reusen schoot,
Die haer hovaerdigheyd betaelden met de doodt?Ga naar voetnoot32
Dat vind ick niet geraen, wie sou dan offerhanden
Op d'hoog' Altaren doen tot onser eeren branden?
35[regelnummer]
Wie sou dan Tempelen doen bouwen tot ons lof,
Als 't Menschelijck gheslacht verpletterd was tot stof?
En altijd onge-eerd te sijn dat sou ons spyten.Ga naar voetnoot37
Ick weet een beter raed, ick wil de Menschen splyten,
En cloven van malkaer met dese gulden lijn,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
So sullen sy terstond de helft te swacker sijn,Ga naar voetnoot40
En ons met meerder dienst als oyt te voren eeren:Ga naar voetnoot41
Vermits sy in 't getal de helfte dan vermeeren.Ga naar voetnoot42
En by so veer sy dan niet houden sich gerust,Ga naar voetnoot43
Noch met des redens toom beteughelen haer lust,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
[102] En staken haer opset, so wil ick u belovenGa naar voetnoot45
Dat ick haer andermael sal van malkander kloven,
En laten op een been haer hincken over al,
Op dats' haer hovaerdy beklagen met haer val.Ga naar voetnoot48
Dit had hy nau geseyd, of Morpheus is benedenGa naar voetnoot49
| |
[pagina 163]
| |
50[regelnummer]
Door Iupiters bevel op 't spoedighste getreden,Ga naar voetnoot50
En streeck de Menschen met het een of 't ander dingh,Ga naar voetnoot51
Waer door haer datelijck een diepe slaep bevingh.
Doen daelden d'hooge Godt en heeftse van malkanderGa naar voetnoot53
Gespleten in de slaep, d'een wist niet van den ander:
55[regelnummer]
En hy brocht d' eene helft van d'andere so veer,Ga naar voetnoot55
Dat elck sijn eyghen helft kon swaerlijck vinden weer.Ga naar voetnoot56
De Menschen waeckten op, en waren gantsch verslagen,Ga naar voetnoot57
Elck was een hallef man, daer gingh het op een klagen,
Wat was daer al te doen! wat was daer een gewoel!Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Wat was daer een geraes! wat was daer een krijoel!Ga naar voetnoot60
De Menschen liepen en doorsnoven alle hoecken,Ga naar voetnoot61
Elck wou sijn eyghen helft op 't spoedighste weer soecken:Ga naar voetnoot62
Maer niemand kon de sijn, als d'hooge Godt alleen,Ga naar voetnoot63
Die broghtse (als het hem geviel) weer by den een.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
En als dan elck sijn helft had wederom gevonden,Ga naar voetnoot65
So was haer vreughd nau met gedachten te doorgronden,Ga naar voetnoot66
So cropen sy malkaer seer dicht en lieflijck an,Ga naar voetnoot67
Daer quamen op een nieuw weer nieuwe Menschen van.Ga naar voetnoot68
Men siet noch hedensdaeghs dit dagelijcks gebeuren,
70[regelnummer]
En om sijn lieve helft soo mennigh Mensche treuren,Ga naar voetnoot70
[103] Elck guppert na sijn deel, elck soeckt sijn wederga,Ga naar voetnoot71
Tuyghd dat, ô Bruydegom! tuyghd dat, ô Houwarda!Ga naar voetnoot72
Die naer u lieve Helft (de born van u geneuchten,Ga naar voetnoot73
De Vrou van u gemoet, de Seyl-steen van u suchten,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
De woon-plaets van u vreughd, de schat-kist van u lust,Ga naar voetnoot75
De vier-baeck van u koers, en d'Haven van u rust,Ga naar voetnoot76
Die u in jeughd, in deughd, in staet, in schat, in leden,Ga naar voetnoot77
In afkomst, in waerdy, in treffelijcke seden,Ga naar voetnoot78
| |
[pagina 164]
| |
En alle loflijckheyd, soo wonder wel ghelijckt:Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Dat ghy haer, noch sy u, in geen gedeelten wijckt)Ga naar voetnoot80
Die, segh ick, haer so veer, so wijslijck hebt gesocht,
En u bestemde reys geluckigh hebt volbrocht.
Die Spagnien hebt doorsien, die Vranckrijck hebt door-redenGa naar voetnoot83
Die Enghland hebt bewoond, die so veel brave stedenGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
En Coningh-rijcken hebt door-reyst, om u beminde,
U vreughd, u lieve Helft, u troostertje te vinde,Ga naar voetnoot86
En komt in 't end', na so veel uytgestaen gevaer,
In 't vrije Friesland t'huys, en vind u liefste daer.
O danct den hoogen Godt; den Leydsman van u sinnen,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Die u geraden heeft so braven Bruydt te minnen,Ga naar voetnoot90
Die tot uws levens vreughd, so aengenamen beeld
Voor u geboortens dagh voorsichtigh heeft erweeld:Ga naar voetnoot92
Oud, deftigh in 't verstand, jongh, jeughdigh in haer jaren,Ga naar voetnoot93
Waer met ghy sult in vreughd vergrysen uwe hayren,
95[regelnummer]
Een spiegel vande ieughd, een trap die u tot staet
Sal leyden met geluck, soo Godt u leven laet.Ga naar voetnoot96
[104] En ghy, ô waerde Bruydt, den Schepper van hier boven,
Wild oock danckbarighlyck voor syn genade loven:Ga naar voetnoot98
Die u, tot uwe helft, heeft toe-gevoeghd die geen,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Die om syn deughden word bemind van yeder een,Ga naar voetnoot100
Een pronck van brave ze'en, schoon, ieugdigh, wel bemoedight,Ga naar voetnoot101
In af-komst hoogh en groot, seer treffelyck begoedight,Ga naar voetnoot102
In konsten opgequeeckt, in talen wel geleerd,Ga naar voetnoot103
Die van syn kindsheyd heeft de witte deughd ge-eerd.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
O wel gesegend Paer! den Hemel wil u gevenGa naar voetnoot105
Dat ghy in alle weeld mooght lang te samen leven,
En u kinds kinderen volwassen in de Deughd
Mooght voor u sterfdagh sien, tot uwer beyden vreughd,
Op dat de brave Stam (daer ghy syt uytgesproten,
110[regelnummer]
De voorste van ons Land) mach teelen sulcke loten,Ga naar voetnoot110
| |
[pagina 165]
| |
Mach brengen voor den dagh so schoone spruyten; daerGa naar voetnoot111
Het Vaderland med word gediend in al gevaer,Ga naar voetnoot112
Gelyck het loffelyck tot op den dagh van heden
Door u voor-Ouders deughd, verstand, manhaftigheden,
115[regelnummer]
Getrouwheyd, aensien, beyd' in raed, in daed, en geest,Ga naar voetnoot115
Is treffelyck bediend en wel beschermd geweest.Ga naar voetnoot116
Wel dan vereende twee, op dat myn RymerijenGa naar voetnoot117
Niet minderen u vreughd, en meerderen u lijen,Ga naar voetnoot118
Vermidts ick u te lang ophoude van u lust,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Besluyt ick myn gedicht, en wensch u goede rust.
|
|