Friesche lusthof
(1966-1967)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
[30] Trou-Dicht,Ter eeren Ioncker Doco van Iongama, en Iuffrou Liskia van Eysinga.Ga naar voetnoot*Aurora had noch nau haer Paerden in de wagenGa naar voetnoot1
Gespannen, om de nacht van 't blaeu gewulf te jagen,
Op dat de blonde Son, des Hemels hooghste glans,
Sijn Henxten alle vier moght brengen aenden dans,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Om soo den blyden dagh aen landen ende steden
t' Ontdecken, doen ick ben na buyten toe ghetreden,Ga naar voetnoot6
Na buyten, daer 't gesicht, om 't heugelijcke groen,Ga naar voetnoot7
En d' ooren, om 't gehoor der vog'len was te doen,Ga naar voetnoot8
Daer is het blinde wicht, vrou Venus dart'le jonghen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Eer ick daer eens om dacht, my om den hals gespronghen,Ga naar voetnoot10
[31] Vriend (sprack hy) wat hebt ghy nu weder inde kop?Ga naar voetnoot11
Com, kom, ghy moet met my voort na den Hemel op.Ga naar voetnoot12
Hy had het nau geseyd of hy is opghevloghen,
En droegh my met een swinck, uyt aller menschen ooghen,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Tot inden Hemel toe, den Hemel vanden Goon
Daer setten hy my ne'er, heel dicht by Venus throon,
Die rondom was beset met Iongmans en Iongh-vrouwen,
Die in den Echtenstaet haer noch begheven souwen,Ga naar voetnoot18
Ick sagh vast om end' om, beteuterd en bevreesd,Ga naar voetnoot19
| |
[pagina 60]
| |
20[regelnummer]
Want in den Hemel had ick noyt voor heen geweest.Ga naar voetnoot20
Och! (docht ick) wat is dit? stracx komt hier een van allen,Ga naar voetnoot21
En schopt my hier van daen, o bloed! hoe sal ick vallen.Ga naar voetnoot22
Cupido sagh my aen, ick stond voor hallef dood,
Dies quam hy na mijn toe, en seyd', ‘ghy hebt gheen nood,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ghy syt onsichtbaer gansch, u lijf heb ick bestreken,
Dus luysterd neerstigh toe na al dat ick sal spreecken,Ga naar voetnoot26
Op dat ghy levendigh (wanneer ghy neder daeld)
Den menschen myne deughd en wetenschap verhaeld.
Sy schilderen my blind, wulps, dartel, onbescheyden,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Onwetend', en gheneyghd om yeder te verleyden.
Maer nu, nu sult ghy sien, eer ghy van hier weer gaet,
Dat alles wat ick doe in recht en re'en bestaet:Ga naar voetnoot32
Mits is hy na syn Moer eerbiedighlijck ghetreden,Ga naar voetnoot33
En sprack haer lieflijck aen met Goddelijcke reden,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Die ick eerst niet verstond, maer namaels heb geleerdGa naar voetnoot35
Daer van heeft hy verlof op 't heuschelijckst begeerd,Ga naar voetnoot36
[32] Doe keerden hy hem om na d'Ed'le iongelingen,Ga naar voetnoot37
Die besigh waren elck met sonderlinge dingen:Ga naar voetnoot38
Een eyscht hy van haer voort een wack're Iongeman,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Wiens naem ick rechtevoort niet wel bedencken kan,Ga naar voetnoot40
Maer 'k had hem (so my docht) gesien meer op der aerden,
Met dien begon het wicht dees reden aen te vaerden:Ga naar voetnoot42
O, Ed'le Iongeman, hoe komt; dat met de minGa naar voetnoot43
Tot heden noyt en was bekommerd uwe sin?Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Gedenckt ghy dan u ieughd, u aengenaemste iarenGa naar voetnoot45
Dan sonder alle vreuchd dus heen te laten varen?
Dat hoop ick nimmermeer, ick bid dat ghy u tydtGa naar voetnoot47
Dus sonder minnery, de hooghste lust, niet slyt.Ga naar voetnoot48
De vryerlycke staet, een vyand van de rusten,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
De born van Achterklap, d' onschaecker aller lusten,Ga naar voetnoot50
| |
[pagina 61]
| |
Wat brengt die anders in, als nydt, verdriet en rou?Ga naar voetnoot51
Maer alle vreughden syn te soeken in een Vrou.
Waer-op de Iongman we'er, maer swarelyck te vinden,Ga naar voetnoot53
Daerom gedenck ick my niet aen een Vrou te binden,
55[regelnummer]
Ick klaegh nu nimmermeer, ick leef nu gansch gerust,Ga naar voetnoot55
Ick doe al wat ick wil, en wat my selven lust,
Maer, neem ick my een Vrou, so moet ick hare sinnen
Steets volgen, so ick wil, dat zy my sal beminnen,
Myn vryheyd is dan wegh, en hoe krygh ick die weer?
60[regelnummer]
Want wie een Vrouwe heeft, heeft in 't gemeen een Heer.Ga naar voetnoot60
En dat en diend my niet, een ongebonden levenGa naar voetnoot61
Sou ick niet om al 't goed des werelds willen geven,Ga naar voetnoot62
[33] Noyt isser grooter vreughd van d' Hemel afghedaeld.
Ach! (sey Cupido) vriend hoe veer syt ghy verdwaeld!Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
En hebt ghy dan noch noyt ghelesen van te voren
Dat vrouwen tot de troost der mannen zijn geboren?
Daerom heeft de Natuer, (die alle dingh bestierd)Ga naar voetnoot67
Haer met een wesen, dat aentreck'lijck is, vercierd.Ga naar voetnoot68
Een lieffelijcke vrou, verçierd met brave deughden,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Wat isset anders, als een schat-kist aller vreughden?
Hoe aengenaem! hoe schoon! hoe soet is haer gelaet!Ga naar voetnoot71
Waer in der mannen troost, gelijck gheschreven staet.
O die een brave vrou bekomt van d'Heer der Heeren,Ga naar voetnoot73
Voorwaer hy heeft een schat die niet is te waerdeeren.
75[regelnummer]
Het is syns levens vreughd, de haven van zijn rust,
De borne, de fonteyn, de woonplaets van zijn lust,Ga naar voetnoot76
Een koffer daer in hy al zijn verborghenthedenGa naar voetnoot77
Op 't alder veylighst mach betrouwen en besteden,Ga naar voetnoot78
Een sorghe voor syn huys, een trooster in syn druck,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Een voedsel van zijn lof, een stroom van syn geluck,Ga naar voetnoot80
Een soeten breydel, een versachster van zijn toren,Ga naar voetnoot81
Wanneer hy yemands haet heeft in zijn borst gesworen.
| |
[pagina 62]
| |
Een troost, een hulp, een sorgh, in sieckte, smart, en nood.
Een trou Med-gesellin tot d'uyre van de dood.
85[regelnummer]
Wanneer hem eenigh ramp of onheyl komt bestryen,Ga naar voetnoot85
Sy weet hem vriendelijck te troosten in zijn lyen,
Al was hy noch soo droef, de loncken van zijn vrouGa naar voetnoot87
Die strijcken van zijn hart de nevels vande rou.
[34] Ick swygh noch vande vreughd, waer met sy onder 't laken
90[regelnummer]
Sijn droevigh herte kan verquicken en vermaken,Ga naar voetnoot90
Haer lodderlijck gegluer, haer lieffelijck ghewoelGa naar voetnoot91
Ontfonckten wel zijn borst al waer hy noch soo koel,
Zijn ad'ren en zijn bloed, doet sy van vreughde rysen,
Wie isser, die de re'en niet dwinghd een vrou te prysen?Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Maer dat noch 't meeste is, de kind'ren die sy teeld,Ga naar voetnoot95
Waer met ghy na u dood word weder afghebeeld,
De erven van u schat, die soetigheden souwenGa naar voetnoot97
Beweghen u alleen, een vrou daerom te trouwen.Ga naar voetnoot98
Wel Iongheman, hoe dus? hoe staet ghy nu soo stil?
100[regelnummer]
Veracht ghy wat ick prijs? hoe hebt ghy 't inde wil?Ga naar voetnoot100
Waerop de Ionghman weer: hoe soud'ick dat verachtenGa naar voetnoot101
Dat uwe Godheyd prijst! dat sal ick my wel wachten,
Maer dit 's de swarigheyd, waer vind ick soo een maeghd,Ga naar voetnoot103
Die dese deughden, die ghy noemd, in 't herte draeghd?
105[regelnummer]
Ick weet wel dat een vrou, die hare man in waerdenGa naar voetnoot105
En alder eeren houd, een pronck is vander aerden,Ga naar voetnoot106
Maer hoe bekom ick doch soo lieven licht voor mijn,Ga naar voetnoot107
Dewijl sy nu ter tijd soo slim te vinden syn?Ga naar voetnoot108
Waer op Cupido weer, wild daer geen sorg voor dragen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Ick sal u soecken een die u wel sal behagen,
Een spiegel vande deughd, een Lust-hof, daer een man
Met alderhande vreughd sich in vermaken kan,
Wiens schoonheyd van gelaet, wiens welgestelde leden,Ga naar voetnoot113
Wiens heuscheyd in 't gespreck en aenghename seden,Ga naar voetnoot114
| |
[pagina 63]
| |
115[regelnummer]
[35] Wiens wijsheyd, aerdigheyd en treffelijck geslacht,Ga naar voetnoot115
Dc braefste van het land heeft tot haer min gebracht,Ga naar voetnoot116
Die d' een na d' ander vast al hebben slip ghevangenGa naar voetnoot117
En niemand mocht tot noch haer lieve min erlanghenGa naar voetnoot118
Dan ghy, soo ghy de strijd met moedigheyd aenvaerd,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Ghy sult verwinner syn, want s'is voor u bewaerd.Ga naar voetnoot120
De Iongman danckten hem, en heeft hem voord gebedenGa naar voetnoot121
Dat hy in alder yl wou na de Iuffrou treden,
En syne min soo soet, soo schoon haer draghen voor,
Dat sy op syn versoeck hem geven mocht gehoor.
125[regelnummer]
Waer op Cupido, dat mooghd ghy my wel vertrouwen,Ga naar voetnoot125
Mids keerden 't wicht hem om nae d'edele Iuffrouwen,Ga naar voetnoot126
En saghse naerstigh aen, ten lesten riep hy een,Ga naar voetnoot127
Die d' overste van al den hoop te wesen scheen,Ga naar voetnoot128
Wiens voorhooft hoog en wit, wiens lodderlijcke oogen,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Wiens hayren kruyf en blond, vol Prinçelijck vermogen,Ga naar voetnoot130
Wiens wangen als een roos, wiens welgestelde kin,
De stuerste van de wer'ld sou dwingen tot de min.
Tot haer, sprack 't arge wicht, sult ghy u straffe sinnenGa naar voetnoot133
Niet van de soete min eens laten overwinnen?
135[regelnummer]
U jonge jeughd vergaet, en houdt u voor gewis
De tijd die eens verloopt, onwederroeplijck is,
O dese schoone le'en van d'Hemel u ghegeven!
Suld ghy die sonder lief verslyten al u leven?Ga naar voetnoot138
Dat waer gants teghen re'en, ghy syt versocht nochtansGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Tot min vaeck, van de bloem der braefste Ionghemans,Ga naar voetnoot140
[36] O keerd u sinnen om, want dus in eenighedenGa naar voetnoot141
Mooght ghy u schoone tijd niet troosteloos besteden.Ga naar voetnoot142
Gins staet den Iongeman daer voor ghy syt bewaerd,Ga naar voetnoot143
Ick wenschte selver u met hem te sien ghepaerd,Ga naar voetnoot144
| |
[pagina 64]
| |
145[regelnummer]
Ach! als ick overdenck wat treffelijcke gaven
In zyn deughdsame borst vergaerd zyn en begraven,Ga naar voetnoot146
So schrikt mijn Godheyt selfs, want ick had noyt gemeendGa naar voetnoot147
Soo veel deughds in een mensch alleen te zijn vereend,
Hoe aengenaem, hoe soet, hoe loflijck syn syn zeden,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Hoe statigh zijn gelaet, hoe treffelijck syn reden,Ga naar voetnoot150
Hoe heusch is syne mond, ick sweer u dat gewis,
Al wat men aen hem siet aenmerckens waerdigh is.Ga naar voetnoot152
Die heb ick tot u min gansch yverigh gheraden,Ga naar voetnoot153
Betoond hem doch u gonst, ten sal u nimmer schaden,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Hy is de goedheyd selfs, een onbequamen woordGa naar voetnoot155
Heeft niemand uyt zijn mond zijn leven langh gehoord,
Ghy sult in alle vreughd verslyten uwe daghen,
En van de nachten sult ghy u oock niet beklaghen.
Hoe staet ghy dus en dut? wat vreughde had een vrouw,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Als sy haer met gheen man in 't end vereenen sou?Ga naar voetnoot160
En beter man als hy, en soud' ick naulijcx meenen,Ga naar voetnoot161
Dat u den Hemel selfs op aerden kan verleenen.
Dus seght my 't jawoord toe, want of ghy u beraedt,Ga naar voetnoot163
Ick merck wel wat ghy wild alleen uyt u ghelaedt.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Doe werd de maeghd beschaemd, en sy begon haer woorden
Maer wat: sy sprack soo sacht dat ick het naulijcx hoorden,
[39] Dan eynd'lijck liep het wicht weer na de Ionghman toe,Ga naar voetnoot167
En broght hem by de Maeghd, doe ging (so ick vermoe)Ga naar voetnoot168
Het vryen heftigh aen, dat merckt' ick aen haer zeden,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Hoewel ick niet een woord kon hooren van haer reden,Ga naar voetnoot170
Die sy oock nau te recht gevangen hadden aenGa naar voetnoot171
Of het vergulde rad begon sterck om te gaen,Ga naar voetnoot172
Dat boven Venus hoofd stond çierelijck te blincken,
Wat dat beduyden moght en kon ick niet bedincken,Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Ten waer Cupido selfs my had ghewesen datGa naar voetnoot175
| |
[pagina 65]
| |
De tyden stonden al geschreven in dat radt,Ga naar voetnoot176
Hoe langh elck minnaer was gedwongen om te vryen,
Eer hy yets in de gonst moght van zyn lief bedyen.Ga naar voetnoot178
Neemd (seyd hy) acht daer op, want als het radt staet stil,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Soo is het vryen uyt, de minnaer heeft zyn wil.Ga naar voetnoot180
Ick saght gestadigh aen, verwonderd van het wenden,Ga naar voetnoot181
En dacht, wanneer sal 't rad dit draeyen doch eens enden?Ga naar voetnoot182
Ten lesten stond het stil, doe gaf het lieve paer
Malcanderen de hand en 't hylijck dat was klaer.Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Terstond begon 't Musyck den Hemel door te brallenGa naar voetnoot185
Soo soet, dat ick daer van ben inde slaep gevallen,Ga naar voetnoot186
En doen ick wacker wierd, doe sagh ick eens rondom,Ga naar voetnoot187
En ick bevond my op der aerden wederom,
Ick liep voort na de stad: daer wierd my voorghehouwenGa naar voetnoot189
190[regelnummer]
Dat Doco Iongema Lisck Eysinga sou trouwen.
Ick was daerom verheughd, en docht doe oock met ienGa naar voetnoot191
Dat is het selde paer dat ick t'hans heb ghesien,Ga naar voetnoot192
[38] O Bruydegom en Bruyd, van d'Hemel dus gesegend,
Ick wensch dat alle vreughd des werelds u bejegend.Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Dat nijd, noch list, noch twist, dat weelde, vreughd, noch leyd,Ga naar voetnoot195
Soo langh ghy adem hebt u trouwe liefde scheyd,Ga naar voetnoot196
Ick wensch dat ghy te saem mooght leven Nestors jaren,
En sonder ongeval vergrysen uwe hayren,Ga naar voetnoot198
En u kinds kinderen volwassen in de deughd,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Met blydschap en met vreugd noch beyd aenschouwen meughd.
Nu Musa stil, houd op, de Bruygom sit te loeren,Ga naar voetnoot201
Wanneermen eens de Bruyd sal naer het bedde voeren.Ga naar voetnoot202
Op dat hy, na beloft van Venus kleyne soon,
Voor zijn getrouwe min genieten mach de loon.Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Nu ruymt een weynich op ghy edele Iuffrouwen,Ga naar voetnoot205
Wild tegen haren wil de Bruyd niet langer houwen:
| |
[pagina 66]
| |
Maer geeft haer eenen soen, en gaet daer dan mee voord,Ga naar voetnoot207
En neemtse hier van daen, en brenghtse daerse hoord,
Na 't aengename bed dat ghy hebt doen bereyden
210[regelnummer]
Met lovers en met kruyd', ter eeren van haer beyden,
Het ende van haer smart, 't beginsel van haer vreughdGa naar voetnoot211
En schickt dat ghy haer op die wijs haest volgen meughd.Ga naar voetnoot212
|
|