Friesche lusthof
(1966-1967)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Trou-Dichtter eeren d'Heere Erich Brahe, Steyn-soon, Heer tot Knusdorf, &c. en Iuff. Lucia van EysingaGa naar voetnoot*In 't midden vande nacht, doen 's Hemels blauwe rockenGa naar voetnoot1
Met een ghesterde kleed heel waren overtrocken:Ga naar voetnoot2
Doen d' aerdsche Cirkel was van Phoebi glans beroofd,
Vermits hy leyde neer de stralen van zijn hoofd,
5[regelnummer]
En ick op 't aldersoetst was van mijn slaep gelegen,
Is Morphaeus den droom uyt zijn spelonck gesteghen,
O droom! o soete droom! my dochte daer ick laghGa naar voetnoot7
Dat ick de kleyne God Cupido voor my sagh,
[12] Cupido was het selfs, die duydlijck tot my seyde,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Nu wil ick eerst myn lof door al de Werld verbreyden:
Al leght ghy nu en slaept, noch sal ick u doen sienGa naar voetnoot11
Het gene noch eer langh in Friesland sal geschien.Ga naar voetnoot12
Ghy hebt voor leurery, daer niet was aen bedreven,Ga naar voetnoot13
Geacht tot heden toe, wat de Poëten schreven
15[regelnummer]
Van myn verheven macht, ghy hebt oock noyt gelooft,
Dat ick den trotsen Mars had van syn kracht berooft,
En hem bedwongen flucx de Krygh te laten steken,Ga naar voetnoot17
En Venus om haer min te bidden en te smeken.
Maer beyd (al syt ghy schoon dus godloos van vermoen)Ga naar voetnoot19
| |
[pagina 30]
| |
20[regelnummer]
Ick sal u wel terstont wat anders mercken doen.Ga naar voetnoot20
Hy had het nauw geseyd, of hy was voort verdwenen,Ga naar voetnoot21
En daer is in syn plaets een Krygs-Held we'er verschenen,
Wiens wesen bloosend rood, staegh bly-koleurigh stond,Ga naar voetnoot23
En een Gold-g'lycke baerd verçierden hem de mond.
25[regelnummer]
Een wonder groot vernuft men merck'lyck kond' bespeuren,Ga naar voetnoot25
Te stieren syn gedaent in blydschap en in treuren.Ga naar voetnoot26
Zyn oogen als een git, die stonden na syn sin,Ga naar voetnoot27
Dan soet, dan straf, dan weer vol lieffelycke min.Ga naar voetnoot28
Maer ach! wat had hy le'en, twee beenen als pylaren,
30[regelnummer]
De stercke steunsels van syn trotsche lichaem waren.
En wyl ick noch dus stond star-oogend op syn le'en,Ga naar voetnoot31
Een over-schoon Godin hem aen syn sy verscheen,
Ick schrickte van 't gesicht, en dachte in myn sinnen,
Is dit een mensch, of is het een van de Goddinnen?
35[regelnummer]
[13] Nu, 't sy Vrou, of Godin, of wat het wesen mach,
Ick sweer by al de Goon, dat ick noyt schoonder sagh.
Haer blond gekruyfde hayr mocht 't goud soo wel gelycken,Ga naar voetnoot37
Dat self de Son daer voor in glans sou moeten wycken,Ga naar voetnoot38
Om schoon Helenae wil is dapper veel geschied,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Maer dat sy dees Godin geleeck, geloof ick niet,
Haer voorhoofd hoogh en breed, so braef en uytgelesen,Ga naar voetnoot41
Dat het een Silv'ren Bergh scheen duydelyck te wesen.Ga naar voetnoot42
Twee oogen als een Git of Diamanten fynGa naar voetnoot43
Haer teysterden in 't hooft gelyck een Sonnen-schyn,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Die wist sy na haer wil, dan lodderlyck te swieren,Ga naar voetnoot45
Dan met een fier gelaet heel deftigh weer te stieren.Ga naar voetnoot46
Haer wesen Prinçelyck was soo vol Majesteyts,Ga naar voetnoot47
Dat ick noyt in een Vrou sagh soo veel deftigheyds,
Op haer sneeu witte vel, heel lieffelijck te blosen
50[regelnummer]
Stonden haer wangetjens gelijck twee roode Rosen,
| |
[pagina 31]
| |
Haer kin, niet uyterlijck, maer maet'lijck breed en rondGa naar voetnoot51
Verçierde met een kloof haer welgestelde mond.Ga naar voetnoot52
Haer lipkens als een kars, heel lodderlijck omranden,Ga naar voetnoot53
Den kleynen silv'ren boogh van haer yvooren tanden.
55[regelnummer]
Ach, haer albast'ren hals, daar sneeu en CristalijnGa naar voetnoot55
Veel minder noch als niet in held'righeyt by zijn,Ga naar voetnoot56
Haer schoonheyd beelden uyt, soo haest sy maer eens lachten,Ga naar voetnoot57
Het welck ick duyd'lijck sagh als 'k op haer gorgel achten,Ga naar voetnoot58
Haer borstjens hard en rond veel blancker als yvoor
60[regelnummer]
Daer schenen met een glans die blaeuwe aderen door.
[14] Wat wil ick veel haer le'en van stuck tot stuck beschryven,
Ick sou de gantsche dagh daar me wel besich blyven,
En rechten noch niet uyt. Om haer te prysen rechtGa naar voetnoot63
Is myn begryp te kleyn, en myn verstand te slecht,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Naer desen wenden hem de Iongman met syn ogen,Ga naar voetnoot65
En heeft voor haer syn knien gansch nederigh gebogen,
En seyde: (so my dunckt, na myn onthouden) dit:Ga naar voetnoot67
O schoone! die myn ziel volkomentlyck besit,
O schoone, die myn geest, o schoone, die myn sinnen
70[regelnummer]
Bedwongen hebt, om u dus vierigh te beminnen.Ga naar voetnoot70
Aensiet myn lyen doch, en de stantvastigheydGa naar voetnoot71
Daer mijn te heete min syn trouw op heeft geleyd.Ga naar voetnoot72
O schoone Vyandin! ick hebbe noch tot heden,
Heel vruchteloos voor u gestort al myn Gebeden.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
En isser dan, Godin, barmhertigheyd in u?Ga naar voetnoot75
Ick bid u toond het doch u trouwe Dienaer nu.
Of soo ghy uyt zijn dood kond scheppen u vermaken,Ga naar voetnoot77
Hy sal met dit geweyr wel aen het sterven raken.Ga naar voetnoot78
En wild ghy dat hy leefd soo helpt hem uyt de nood,
80[regelnummer]
Ach! gund hem een van tween, het leven of de dood.
Ick ken wel, o myn Son (u schoonigheyd aensiende)Ga naar voetnoot81
Dat ghy veel hooger Heer, als die u vryd, verdiende.
| |
[pagina 32]
| |
Ick weet wel dat u deughd en schoonigheyd, de min
Verdienen van die u kan maken Koningin:
85[regelnummer]
Maer laes! (myns levens vreughd) myn mannelijcke zinnenGa naar voetnoot85
En konnen niet als 't geen gantsch Prins'lyck is, beminnen.Ga naar voetnoot86
[15] U treffelijcke gangh, u Goddelijck gesicht,Ga naar voetnoot87
U Prinçelijck ghelaet, is al mijns levens licht.
Laet my doch wederom, Prinçes, u liefd' beerven.Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Och waer met is u min (seght Iuffrou) te verwerven?Ga naar voetnoot90
Verwerftmen die door liefd, of trouheyd van gemoe?
So komt my daer alleen de hooghste prijs van toe.Ga naar voetnoot92
Verwerft men die door goet, of overvloed van haven?Ga naar voetnoot93
Soo danck ick dan de Goon voor al haer milde gaven.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Verwerft men die door roem van treffelijck geslacht?
Soo danck ick d' olde stam, die myn heeft voort ghebracht,
Of wilt ghy die op pracht van lijf en le'en besteden?Ga naar voetnoot97
Soo danck ick oock de Goon voor mijn gesonde leden.
Aensiet mijn wesen, 't welck het boeck is van mijn hert,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
En oordeeld eens daer uyt mijn lyden en mijn smert.Ga naar voetnoot100
Ach, troost my doch mijn troost, siet hoe ick mijn vernederGa naar voetnoot101
Gund voor mijn trouwe dienst my doch u liefde weder.
Doe sprack de Iuffrou weer, o Chrijgs-held, dat ick dusGa naar voetnoot103
My heb voor u geveynst, dat boet ick met een kus.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ick had wel over langh besloten in mijn sinnen,Ga naar voetnoot105
Dat ick geen ander man als u sou willen minnen:
Maer het bedrogh datmen nu hedens-daeghs hanteerd,Ga naar voetnoot107
De vrouwen tot haer schaed' wel vaeck het veynsen leerd.
Doch doen ick duydlyck sagh, (o roem van alle Helden!)
110[regelnummer]
Dat u volmaeckte jeughd sich in mijn veynsen quelden,Ga naar voetnoot110
Wat stond my doe te doen: een onbeveynsde vlamGa naar voetnoot111
Wierd noyt verborghen datse niet te voorschijn quam.Ga naar voetnoot112
Ick kon, (hoewel de schaemt daer sterck wou tegen steygeren)Ga naar voetnoot113
Mijn weder-min aen u, mijn lieve lief, niet weygeren,
| |
[pagina 33]
| |
115[regelnummer]
Ick kies u tot mijn lief, mijn hoop, mijn troost, mijn Heer.
Ick danck u, ô mijn vreughd, sprack doe de Iongh-man weer,
Nu wil ick in mijn hert met gulde letters schryven
Ghy syt mijn liefste, en ghy sult mijn liefste blyven.
't Was niet soo haest geseyt, of sy verdwenen voort,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
En Cupid' in haer plaets quam my doe weer aen boord,
Die seyde lieve man, wat leght ghy in u slapen
Na 't gheen ghy hebt gesien, dus in u geest te gapen?Ga naar voetnoot122
De Iongh-man die ghy saegt, was den manhaften Bra,
En d'edele Prinçes was Iuffrou Eysinga.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Ick hebse wel soo sterck gebonden alle beyden
Dat niemand als de Dood (mijn vyand) haer kan scheyden,Ga naar voetnoot126
En mits haer Bruylofts Feest, de naeste woensdagh sy,Ga naar voetnoot127
Siet, soo begeer ick nu heel yverigh, dat ghyGa naar voetnoot128
Ter eeren van de twee ghelieven, voort wilt dichten
130[regelnummer]
Een vrolijck Bruylofts-lied om alle vreughd te stichten.Ga naar voetnoot130
Mits sprongh ick uyt den slaep, en dacht dit vreemd gesichtGa naar voetnoot131
Moet ick van stonden aen gaen stellen in 't ghedicht.Ga naar voetnoot132
Ick nam flux pen en inckt, en doen het was geschreven,
Gingh ick my op de straet by goede kunde geven,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Daer sprack een met der haest ('t was my een soet geluyd):Ga naar voetnoot135
Nu is Lucia Eysinga met Erich Bra de Bruyd,
't Was my genoegh geseyt, ick docht kan dan de dromenGa naar voetnoot137
De klare waerheyd dus flux op de hielen komen?Ga naar voetnoot138
[17] Soo ist best dat ick voort, na Cupidoos bevel,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Tot dees gheliefkens eer, my tot het dichten stel.Ga naar voetnoot140
Wel dan, o Bruydegom, die van soo verre stranden
Comt, en onthaeld ons hier de Phoenix onser landen,Ga naar voetnoot142
Een eenigh dochter daer ick wel van roemen machGa naar voetnoot143
Dat 'k haers gelijcke nau, veel min oyt schoonder saghGa naar voetnoot144
145[regelnummer]
Van adel, kuyscheyd, deughd, en wel ghemaeckte leden,Ga naar voetnoot145
De rechte roem en 't puyck van alle Friesche steden,Ga naar voetnoot146
| |
[pagina 34]
| |
Die, met haer soet ghesicht, en zeden heeft gheveldGa naar voetnoot147
Soo menich Edel-man en dapper strijdbaer Held,
Die sy soo met haer min, wist innerlijck te quellen,
150[regelnummer]
Dat al ons land daer van ghenoegh weet te vertellen.Ga naar voetnoot150
Dies segh ick dat ghy meught van onverwelckbaer stofGa naar voetnoot151
Trophéen rechten op, tot teycken van u lof,Ga naar voetnoot152
Want ghy gaet met de Bruydt, gelijck een Crijghsman strijcken,
En laet de Friesen na met blaeuwe schenen kijcken.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
En ghy o schoone Bruydt, die met u soete ooghen
Een soo volmaeckten man hebt tot u min getoghen,Ga naar voetnoot156
Een man die van geslacht, van rijckdoms overvloed,
Van welgemaeckte le'en, van mannelijck ghemoed,
Van wijsheyd, achtbaerheyd, van loffelijcke deughden,
160[regelnummer]
Van bly-geestigh gemoed, en minnelijcke vreughdenGa naar voetnoot160
Soo dapper is voorsien, dat hy de soete minGa naar voetnoot161
Wel waerdigh waer van een gheboren Coningin.
Ick wensch u veel gelux, en alles wat een mensch
Sou konnen vanden Heer, begeeren met een wensch.
165[regelnummer]
[18] Ick wensche dat de vreughd en minne van u beyden
Mach duren tot de dood u zielen komt te scheyden.
Nu houd, mijn Musa houd, ghy maeckt het al te langh,Ga naar voetnoot167
Het wachten valt dees twee geliefkens al te bangh.
De duysternis des nachts van Venus uytverkoren,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Verdwijnd nu, en de dagh begind vast door te boren.Ga naar voetnoot170
Het soete lieve paer, dat siet malcander aen,
En dencken in haer sin, och, was dit eens gedaen,Ga naar voetnoot172
Sy souden tot de strijd haer garen gaen bereydenGa naar voetnoot173
Daer niemand dood en blijft, noch niemand hoeft te scheyden.Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Wel Bruydegom, wel aen, ick weet wel hoe het hoord,
Sa Iufferkens komt aen, en helpt de Bruyd doch voort.Ga naar voetnoot176
Wel hoe vrouw Bruyd, wat 's dit? hoe sit ghy dus te peynsen?Ga naar voetnoot177
Wild ghy u nu quansuys oock voor 't gheselschap veynsen?Ga naar voetnoot178
| |
[pagina 35]
| |
Ick hoop niet dat ghy u nu van de strijd verveerd,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Ghy weet te meer den wegh, en hebt de spraeck gheleerd,
En ist u uyt den sin, (wilt vry u sorghe staken)
De Bruydegom sal 't u wel weer indachtigh maken.
Het kan my missen, maer ick sie hem daer voor an,Ga naar voetnoot183
Dat hy van een Iuffrou, veel Iuffrous maken kan.Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Nu soete Iufferkens gaet met de Bruydt vry decken,
De Bruyd'gom meend in 't ernst, hy wil daer niet met gecken,Ga naar voetnoot186
Nu dan, waer wacht ghy na? geeft haer den laetsten soen,Ga naar voetnoot187
Het ghene dat ghy laet, dat sal den Bruyd'gom doen.
Of wild ghy al te saem eerst en voor alle dingen,
190[regelnummer]
Tot het geselschaps vreughd dit liedtken helpen singen?Ga naar voetnoot190
|
|