Friesche lusthof
(1966-1967)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
[Pag. 1.] Tot de iong-frovwen van FrieslandVroet-vrouwen van de lust, die met een soete vreughdGa naar voetnoot1
Ons' aderen vervuld in 't wassen vande jeughd!
't Onsterfelijck geslacht der vloeyende Poeten,Ga naar voetnoot3
Die hebben in hun dicht de Musen noyt vergeten,
5[regelnummer]
Maer eeuwigh in 't begin hun gonsten aengebeen;Ga naar voetnoot5
Dan ick, ick laetse staen, en kom by u alleen:Ga naar voetnoot6
Want ghy zijt de Revier (waar woud' ick 't anders halen?)Ga naar voetnoot7
Daer uyt de stromen van al mijn gedichten dalen.Ga naar voetnoot8
Iongh-Frouwen groot van roem, wiens dienaer dat ick ben,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Al wat ick dicht of schrijf, dat stort ghy in mijn pen:
[2] Ick weet niet aerdighs, noch niet treftighs te versieren;Ga naar voetnoot11
Ten sy het u belieft my in de kop te stieren.Ga naar voetnoot12
En Catsij soete stijl, uyt Paeans hand gerooft!Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ick sou soo dapper van u hooge schoonheyd roemen,Ga naar voetnoot15
Dat ghy my soud met recht u trouwe dienaer noemen:
Dan, wijl ick, soo ick wensch, het niet uytvoeren kan,Ga naar voetnoot17
Is 't beter dat ick swijgh dan dat ick spreeck daer van.
Maer hoe! hoe kan 't geschien? wie isser, die niet dol is
20[regelnummer]
En spreken kan, die swijght van 't geen zijn herte vol is?Ga naar voetnoot20
| |
[pagina 20]
| |
Iongh-vrouwen dan wel aen, betoond my maer u gonst
Ghy Musae van u tijd en Moeders van de konst,Ga naar voetnoot22
Schat-kamers vande vreughd, Revieren, daer de redenGa naar voetnoot23
Wtvloeyen, met een glans van treffelijcke zeden!Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
O sinnen vol vernufts, met wetenschap beboud,Ga naar voetnoot25
Waer in de eerbaerheyd haer kuysche woonplaets houd?Ga naar voetnoot26
Fonteynen van ons lust! vrypostige Goddinnen!Ga naar voetnoot27
Die door u aerdigheyd verwackert onse sinnen,Ga naar voetnoot28
Naturaes hooghste roem, die sy op deser aerd
30[regelnummer]
Heeft tot een proef-stuck van haer wetenschap gebaerd,
[3] Tot u ist dat ick kom, barmhertigh van gesichte,Ga naar voetnoot31
En bidde dat ghy wild doen vloeyen mijn gedichten,
Betoond my dese gonst, en ick sal wederom
Verbreyden uwen lof ter plaetsen daer ick kom,
35[regelnummer]
En daer ick niet en kom, daer komen mijn Sonnetten,
Die van u schoonheyds glans doen blasen de Trompetten:
Maer hoe? wat hoef ik veel te seggen van het geen
Dat duydelijck genoegh bekend' is yeder een?
Al trecktmen over Zee, naer Eng'lands ruyme palenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Daer hoort men tot u roem, uw's schoonheyds roem verhalen,
Want d'eerste Friesche vrou, die oyt in Eng'land quam,Ga naar voetnoot41
Was die de Coningh tot zijn echte huys-vrou nam.Ga naar voetnoot42
Ronixa was het self, die met haer soete oogen,Ga naar voetnoot43
Syn Coninghlijck gemoed heeft tot haer min getogen.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Ronixa was de Maeght, het over-soete dierGa naar voetnoot45
Dat datelijck zijn hert deed' branden als een vier,Ga naar voetnoot46
Sy brocht hem eenen dronck, en gaf hem (na de wyse
Die men in Friesland houd, en die men hoord te prysen)Ga naar voetnoot48
Een liefelijcke kus, een liefelijcke wond,
50[regelnummer]
O kus! o soete kus, van sulcken schoonen mond!
[4] Du leaver Kingh wachts heyl, dat waren hare woordenGa naar voetnoot51
Getempert met een lach, waer door sy hem bekoorden.Ga naar voetnoot52
| |
[pagina 21]
| |
Ick sou veel seggen van haer schoonheyd: maer 't mocht schienGa naar voetnoot53
Dat ick daer doolden in, want 'k hebse noyt gesien.
55[regelnummer]
Dus staeck ick dat verhael: maer soo veel moet ick schryven
En denck daer tot de dood standvastigh by te blyven:
Hoe seer hem yder 't zijn te prysen onderwindGa naar voetnoot57
Datmen in Friesland noch de schoonste vrouwen vind.Ga naar voetnoot58
Misschien sal yemand hier beginnen om te rasenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
En seggen, lieve man, hoe staet ghy dus te blasen?Ga naar voetnoot60
Het schijnt wel ghy begeerd niet dat u mond verbrand,
Is 't nu in Friesland al, wat 's dan in Engeland?Ga naar voetnoot62
Ick antwoord, dat men my wel licht'lijck kan betonen;Ga naar voetnoot63
Dat oock in Engeland seer schoone vrouwen woonen:
65[regelnummer]
Maer die zijn voortgeteeld, dat 's meer dan al te wis,
Van 't Edel Friesch geslacht dat daer gebleven is;
Doen sy met haren Heer Engisto ginder quamen,Ga naar voetnoot67
En met een moedigh hart gansch Engeland innamen,
Waer door Britanyen te voren soo beroemd
70[regelnummer]
Doen, naar Engisti naem, wierd Engeland genoemd.
[5] O dat ick uwe roem, u deughden sou verhalen,Ga naar voetnoot71
Of uwe schoonheyds glants met myne pen af-malen,Ga naar voetnoot72
Dat waer niet in mijn macht, te swack is mijn verstand,Ga naar voetnoot73
Ick sou den Hemel eer bereycken met de hand,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
De zee eer drincken uyt, de bergen eer verplaetsen,
Ja eer de Donder met mijn hand te rugge kaetsen,
Neen liefelijck geslacht, ick sou dan Phaeton
Rechtschapen bootsen na in 't mennen van de Son:Ga naar voetnoot78
Dan wat ick niet en doe, ontbreeckt my aen mijn krachten:Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Maer geensins aen mijn wil noch gonstige gedachten,Ga naar voetnoot80
Ghy doet my ongelijck (gelooft het Nimphen vry)Ga naar voetnoot81
Soo veer ghy anders denckt, gevoeld, of spreeckt van my.Ga naar voetnoot82
Ick soeck u dienst te doen; en om u te vermakenGa naar voetnoot83
Is 't opperste daer ick met lijf en ziel naer hake,
| |
[pagina 22]
| |
85[regelnummer]
Daerom ist dat ick schrijf, daerom ist dat ick dicht,
Daerom ist dat ick brengh dit lied-boeck in het licht.
Dees liedtjes, vol vermaecks, vol minnelijcke kluchtjes,Ga naar voetnoot87
Vol minnelijck geklagh, vol minnelijcke suchtjes,
Vol minnelijck gequel, vol minnelijck onrust,
90[regelnummer]
Die worden uytgedeeld alleen tot uwe lust.Ga naar voetnoot90
[6] Iongh-vrouwen als ghy die dan eens begind te singen
Laet de barmhertigheyd dan uyt u boesem dringen,
Herkauwt en overleght dan eens in u gemoedGa naar voetnoot93
Wat pijn u schoonheyds glans den minnaers vaeck aendoet,
95[regelnummer]
Hoe dat sy uwe gonst met suchten en met klachtenGa naar voetnoot95
Iae, duldeloose pijn, gantsch yverigh verwachten,
Hoe dat sy uwe lof verheffen tot de lucht,
En hebt dan deernis met haer tranen en gesucht,Ga naar voetnoot98
U strafheyd varen laet, wilt haer u gonst betoonen
100[regelnummer]
En met u weder-min haer trouwe dienst beloonen:
Op dat een yeder weet, dat binnen Frieslands lijnGa naar voetnoot101
De heuschste, schoonste, en beleefste vrouwen zijn.
Den gheheelen uwen
I. Starter.
Gonst Baerd Nijdt.
|
|