richt van een ‘travel liar’. Gestimuleerd door het succes bood Defoe in 1719 met The Farther Adventures of Robinson Crusoe een vervolg, waarin Robinson zijn eiland andermaal bezoekt, de strijd met de autochtone bevolking aangaat en de dood van Vrijdag rapporteert. Tegelijkertijd trachtte Defoe de reiziger Robinson meer als denker te presenteren in The Serious Reflections uit 1720, waar het wereldbeeld van Robinson omstandig wordt uiteengezet. Hoewel Defoe er alles aan deed om de Robinson-figuur te monopoliseren en de stof uit te putten, was er ook ná Defoe leven voor Robinson Crusoë. Op Robinson Crusoe volgde namelijk een vloed van zogenaamde ‘robinsonades’, literaire navolgingen die het handelingsverloop van de roman van Defoe tot voorbeeld hebben. Strikt genomen dienen ten minste een schipbreuk en een jarenlang verblijf op een onbewoond eiland de handeling te bepalen. In de 18e eeuw werd de naam van Robinson echter ook in nog ruimere zin opgevat, namelijk als aanduiding voor een avonturier. Van belang hierbij is dat commerciële overwegingen auteurs (en uitgevers) soms verleidden om althans in de titel van hun werk aansluiting te zoeken bij de zo succesvolle traditie.
De ‘robinsonades’ verschenen in heel Europa, en dat vrijwel onmiddellijk na 1719. In 1722 al was er Der Sächsiche Robinson. Interessante Nederlandse ‘robinsonades’ zijn: De Hollandsche Robinson uit 1743, De Walchersche Robinson uit 1752, De Haagsche Robinson uit 1758 en De Engelsche vrouwelyke Robinson uit 1760. Oudere romans werden in heruitgave als ‘robinsonade’ gepresenteerd: Gil Blas van Le Sage werd in een vertaling uit 1726 Der Spanische Robinson. De populairste navolging was Der Schweizerische Robinson uit 1812-27 van Wyss. In de 19e eeuw onderging Robinson tal van gedaanteverwisselingen: in 1809 verscheen Chemisch-Technologische Robinson, in 1835 Robinson des glaces, in 1860 The Dog Crusoe, in 1862 The Catholic Robinson en in 1877 Le Robinson noir.
De pedagogische aspecten van de Robinson-geschiedenis worden in 1779 door de filantropijn Campe in Robinson der jüngere uitputtend benut. In dit ‘Lesebuch für Kinder’ wordt de stof in dialoogvorm in kinderland gebracht. Wellicht ten overvloede, want naar alle waarschijnlijkheid behoorde de roman van Defoe al vóór 1779 tot de geliefde lectuur van de jeugd. Daarbij zal bepalend zijn geweest dat Rousseau in zijn Emile de Robinson-geschiedenis heeft geprezen als een verhaal voor alle leeftijden, speciaal voor kinderen. Van Defoes roman verschenen tal van adaptaties, die Robinson Crusoe de status gaven van eeuwig jeugdboek. In 1867 werd de geschiedenis ‘in Words of one Syllable’ naverteld, zodat ook de allerkleinsten konden meegenieten. Er waren ook edities in verzen.
In de 20e eeuw is Robinson gebruikt om het kolonialisme aan de kaak te stellen, de vervreemding van de moderne mens te illustreren of het menselijk tekort te verbeelden. Saint-John Perse situeerde Robinson in zijn Images à Crusoé uit 1909 in een metropool, waar hij eenzamer is dan op zijn eiland. Op het eiland had Robinson nog het gezelschap van God, terwijl de moderne stad godverlaten schijnt. Vestdijk schreef in 1926 een kort verhaal Robinson, dat postuum werd gepubliceerd. In Voyage au bout de la nuit uit 1932 van Céline zoekt Leon Robinson, alter ego van hoofdpersoon Bardamu, in een bezeten wereld zijn weg: wat hij vindt is de dood en de nacht. Baekelmans publiceerde in 1949 zijn Robinson. In Robinson uit 1958 van Spark lijkt behalve de herinnering aan de roman van Defoe ook die aan Lord of the Flies van Golding uit 1954 een rol te spelen: January Marlow belandt met twee anderen na een vliegtuigongeluk op een eiland in de Atlantische Oceaan, dat naar zijn enige bewoner Robinson heet. De roman van Golding was een bewuste poging om de optimistische gedachte te ontzenuwen dat de westerse mens (zoals Robinson) de eenzaamheid van een verlaten eiland zou kunnen overleven. Deze superioriteitsgedachte kwam onder meer tot uitdrukking in de roman die door Golding in