Hood vooral de schepping van fantasie en volksoverlevering is, al wordt er in de archieven van Nottingham voor het jaar 1230 wel van een ‘Robertus Hood fugitivus’ melding gemaakt. De ontmoeting van Robin Hood en Maid Marion lijkt gebaseerd op het werk Li Gieus de Robin et Marion (ca. 1285) van Adam de la Halle, dat van eenstemmige muziek was voorzien. Marion behoudt in later tijd de natuurlijkheid die haar in de pastorale van La Halle werd gegund.
Robin Hood vertoont gelijkenis met Elegast (Karel ende Elegast): beiden staan buiten de wet, maar zijn in wezen de trouwste dienaren van hun koning. De rovers Robin Hood en Elegast laten zich leiden door precieze beginselen van rechtvaardigheid en ridderlijkheid. Daarmee onderscheiden zij zich van veel ‘officiële’ gunstelingen van de vorst die het gezag uitsluitend dienen om er persoonlijk beter van te worden. In de Engelse literatuur valt te wijzen op de verwante Tale of Gamelyn (ca. 1350). Zoals het optreden van Elegast wel in verband wordt gebracht met de crisis in het feodale systeem, zo lijkt de populariteit van Robin Hood en andere outlaws verbonden met de revolutionaire onrust in Engeland omstreeks 1400. De figuur van Robin Hood wordt in de Engelse literatuur in 1377 voor het eerst genoemd in Langlands Piers Plowman en later ook door Chaucer.
In het begin van de 15e eeuw maakten Schotse kronieken melding van Robin Hood. In de tweede helft van de eeuw werd hij bezongen in ruim veertig volksballaden. Van grote betekenis is de Lytell Geste of Robyn Hode uit 1495, een gedrukte versvertelling van 456 strofen.
In de cultuur van volksfeesten was Robin Hood in de 15e en 16e eeuw inmiddels een vaste figuur: rond deze held werd een hele cultus van rituele zomerfeesten geweven. Bij die lokale feesten in Zuid-Engeland en Schotland werd gedurende een week onder leiding van een verkozen Robin Hood de wereld op zijn kop gezet. In een groot aantal opzichten is de Robin-Hood-figuur te vergelijken met Prins Carnaval, al is het subversieve karakter van deze groene zomerprins veel markanter. Bij deze zomerfeesten werden verschillende ‘games’ opgevoerd, variërend van spelletjes en gevechten tot toneel. Langzamerhand groeiden de handelingen rond de figuur van Maid Marian uit tot een dans, die los stond van de Robin-Hood-cultus.
Toegang tot de elitecultuur verwierf Robin Hood zich in de 17e eeuw. Daarbij bleek de legende zoals die in de volkscultuur was gevormd, van grote invloed. In The Downfall of Robert, Earle of Huntington van 1601 dramatiseerde Munday het leven van Robin Hood, maar dan wel onder de naam van graaf Robert. Dit optreden gaf voedsel aan speculaties over een adellijke komaf. Veel wezenlijker is dat Munday de populaire Robin-Hood-cultus voor het hof aanvaardbaar maakte door de anti-autoritaire tendenties van de volksfeesten te vervangen door een meer morele strekking. Munday hekelde de sociale parvenu's in de persoon van de sheriff van Nottingham: deze wordt als een omhooggevallen handwerksman ontmaskerd door de aristocraat Earl Robert die de rol van Robin Hood speelt. In 1632 kwam Parker met The True Tale of Robin Hood in verzen, in 1670 verscheen een verzameling balladen (Robin Hood's Garland) en in 1678 een geschiedenis in proza. Robin Hood wordt een arcadisch personage: ver verwijderd van het hof en de stad, brandpunten van intrige en verderf, vindt de nobele vrijbuiter in de natuur ware kameraadschap. In de 18e eeuw werden in Engeland enkele opera's aan Robin Hood gewijd.
De bekendheid van Robin Hood bleef niet beperkt tot Engeland. Er is wel verondersteld dat het lied ‘Mijn Here van Mallegem’, zoals dat voorkomt in het Antwerps Liedboek van 1544, bekendheid met Robin-Hood-balladen verraadt. In 1723 vertelde Weyerman in zijn tijdschrift Amsterdamsche Hermes de geschiedenis van Robin Hood en Little John: hoe zij als stropers een dikke Britse prelaat te slim af waren. Overigens plaatste Weyerman de ge-