sering betreft. De roman is bepalend geweest voor de vele Franse, Duitse en Italiaanse toneelstukken die sindsdien aan de persoon van Rienzi zijn gewijd. Een verklaring voor het feit dat Rienzi vooral toneelschrijvers heeft geïnspireerd, ligt waarschijnlijk juist in de hiervoor aangeduide megalomane trekken van de hoofdpersoon. Bovendien zijn de dramatische confrontaties tussen Rienzi en zijn vijanden (zoals de Romeinse aristocratie en Walter de Montreal, de huurlingenleider bij Bulwer-Lytton) uitermate geschikt voor de grootse toneelscènes die volgens de 19e-eeuwse theaterconventies verplicht waren. In 1844 verscheen onder de naam van Seyotto de Vic (pseudoniem van Austin Kilbourne) een pamflet dat alleen al vanwege de titel niet in dit overzicht mag ontbreken: Rienzy, the Last of the Tribunes; or, The Life of Nicholus Rienzy, a Tribune of the Roman People, Who Was on the Morning He Appeared in Scarlet Furred with Ermine, Invested a Knight, with His Sword and Spurs.
In Duitsland valt Schiller de eer te beurt de figuur van Rienzi te hebben geïntroduceerd, en wel middels het door hem in 1788 uitgegeven boek Geschichte der merkwürdigsten Rebellionen und Verschwörungen. Mede onder invloed van Bulwer-Lytton verschenen in het Duitsland van vóór de revoluties van 1848 toneelstukken van de hand van Rieckhoff 1837, B. Müller 1839, Mosen (Cola Rienzi, 1842) en Gaillard (Cola Rienzi, 1846). In 1841 ondernam Engels een poging een toneelstuk te schrijven over de volkstribuun, daartoe aangespoord door de mogelijkheid de daden van Rienzi in socialistisch perspectief te zien (Cola di Rienzi). In 1851 verscheen het drama Cola di Rienzi van Grosse en in 1873 Rienzi der Tribun van Pirazzi.
In Italië ontstond de belangstelling iets later met wederom voornamelijk toneelstukken: Cipri (Rienzi, 1873), Montalto (Cola di Rienzo: dramma storico, 1873), Cossa (Cola di Rienzo: poema drammatico, 1879) en Villari (Cola di Rienzo: poema drammatico, 1883). Van deze auteurs wist alleen Cossa zich aan de invloed van Bulwer-Lytton te onttrekken door naast Montreal een tweede rivaal in te voeren, door wiens vrouw Rienzi in het verderf wordt gestort.
Een opvallende vorm van belangstelling voor Rienzi werd in de vorige eeuw tentoongespreid door proto-psychologen, onder wie Lombroso wel het meest berucht is: in zijn analyse uit 1880, Cola di Rienzo monomane, komt hij tot de conclusie dat Rienzi een monomaan was, die bovendien erfelijk was belast door het feit dat zijn vader als herbergier slechts de lagere lusten in de medemens had aangewakkerd.
De Tsjechische schrijver Chocholousek gebruikte in 1856 in zijn roman Karel IV. rimsky tribun lidu (Cola di Rienzi) van het Rienzi-verhaal alleen de Karel-iv-episode voor een cultuurhistorische beschrijving van het middeleeuwse Praag, dat nauwe contacten met de Italiaanse staatjes had onderhouden. De Pool Asnyk heeft in zijn historisch drama Rienzi uit 1874, onder invloed van de turbulente ontwikkelingen in zijn eigen land, vooral aandacht getoond voor de sociaal-revolutionaire thematiek die in het verhaal besloten ligt. In Spanje verscheen in 1876 het toneelstuk Rienzi el tribuno van Acuña y Villanueva.
D'Annunzio publiceerde in 1905 de biografie La vita di Cola di Rienzo, waarin zijn minachting voor de plebeïsche volksredenaar slechts wordt overtroffen door zijn bewondering voor de aristocratische veldheren, die in stijl sterven en beantwoorden aan d'Annunzio's ideaal van de Übermensch.
In de 20e eeuw werd getracht de figuur van Rienzi te bevrijden van alle bombast die hem als toneelheld in de voorafgaande eeuw had omgeven. Zo kon hij, naar het voorbeeld van zijn tijdgenoot Petrarca, een humanist worden die zijn tijd ver vooruit was. Het is een benadering die we vooral aantreffen bij Duitse auteurs, zoals Burdach, die in 1912-29 een uitgave van de briefwisseling van Rienzi verzorgde, Namneek (Der Wegbereiter, 1938), Stebich (het verhaal ‘Rienzi in Prag’