baseerd zijn op Shakespeare. De belangrijkste daarvan is ongetwijfeld Verdi's Macbetto uit 1847 op een libretto van Piave; in 1865 werd een herziene Franse versie op tekst van Nuitter en Beaumont in het Parijse Théâtre Lyrique opgevoerd. Dit vroege werk wordt in toenemende mate gewaardeerd als een voorafschaduwing van het rijpe werk van Verdi, met name door de slaapwandelscène. Andere muziekdramatische bewerkingen zijn bekend van Asplmayr 1777, Chélard 1827, Taubert 1857, Rossi (Biorn, 1877), Collingwood 1934 en Koppel 1970. Ernst Bloch schreef in 1910 een opera op een libretto van Fleg. Andersoortige muziek werd gecomponeerd door Richard Strauss (symfonisch gedicht 1890) en Malipiero (Preludio e morte di Macbeth voor bariton en orkest, 1958). Toneelmuziek werd geschreven door Locke, Purcell, George Bantock en Milhaud; Walton en Ibert schreven filmmuziek, en Grieg (Lied van de poortwachter) en Smetana (Macbeth en de heksen) gebruikten Shakespeare's tragedie als inspiratiebron voor pianomuziek.
Verfilmingen zijn gemaakt door Blackton 1908, Calmettes 1909, Schall 1922, Sabinski (katerina izmajlova, 1926, naar Leskov), Bradley 1946, Schaefer 1960, Barsacq (ce soir, on joue macbeth, 1952) en Wajda (sibirska ledi magbet, 1962, naar Leskov). Orson Welles regisseerde in 1948 een zeer eigenzinnige macbeth op een scenario dat een samenraapsel was uit Macbeth en andere stukken van Shakespeare. Welles zelf speelt een pathetisch-duistere Macbeth in een bizar verhaal waarin christendom en beschaving worden bedreigd door heidense chaos; prominent aanwezig is het volledig nieuw geïntroduceerde personage van een priester. In 1957 tekende Kurosawa voor een verfilming van de naar Japan overgebrachte gebeurtenissen rond Macbeth, onder de titel kumonosu-djo (Het kasteel in het woud van spinnewebben; ook bekend onder de titel the throne of blood). In 1971 volgde Polanski met een redelijk nauwgezette verfilming van Shakespeare's toneelstuk. Het was tevens de meest realistische en gewelddadige verfilming, gevolg van de poging van Polanski om de gewelddadige dood van zijn vrouw, de actrice Sharon Tate, te verwerken.
In de beeldende kunst zijn Macbeth en zijn vrouw vele malen uitgebeeld, allereerst in de vorm van illustraties bij de talloze Shakespeare-uitgaven, en in de vorm van portretten van beroemde Shakespeare-vertolkers. Een interessante vergelijking is te maken tussen een schilderij van Zoffany (1768, privé-collectie) en een aquarel van Füssli (1766, Kunsthaus, Zürich): in beide gevallen is dezelfde scène uitgebeeld met de acteurs Mrs. Pritchard en Garrick in een Macbeth-produktie uit 1766 van Garrick, maar met zeer uiteenlopende stijlmiddelen. Een schilderij van de Deen Abildgaard (ca. 1780, Nasjonalgalleriet, Oslo) stelt Macbeth voor op het moment dat hij naar de zwevende dolk grijpt. Uit Duitsland zijn te noemen: Kaulbach 1855, Cornelius, Slevogt 1927 en Hegenbarth 1957. Ryder (Phillips Collection, Washington) beeldde Macbeth en de heksen uit; dezelfde scène werd uitgebeeld door onder meer Dawes, Füssli, Zuccarelli, Maclise en Reynolds. In het Parijse Musée d'Orsay bevinden zich illustraties bij Macbeth van Merson. Lady Macbeth is het onderwerp geweest van schilderijen van Chalon, Füssli (1812, British Museum, Londen), Harlow (twee scènes met de actrice mrs. Siddons als Lady Macbeth) en Sargent (de actrice Ellen Terry als Dalí illustreerde een Amerikaanse uitgave van Macbeth uit 1946.
Kröger 1904; Spangenberg 1967; Cohn 1976; Priessnitz 1980; Wheeler 1990